ECLI:NL:RBZWB:2025:591
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening
Op 6 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.E. Teusink, een vordering tot proceskostenvergoeding heeft ingediend tegen de ISD Brabantse Wal, vertegenwoordigd door mr. S.H.J. Aarts. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening dat door verzoeker was ingetrokken nadat de ISD het besluit om de bijstand van verzoeker voor twee maanden te verlagen, had ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft de ISD in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar de ISD heeft hierop niet gereageerd. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen.
De voorzieningenrechter overweegt dat, wanneer een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener, de voorzieningenrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de voorzieningenrechter van oordeel dat de ISD met het afzien van het verlagen van de bijstand aan verzoeker is tegemoetgekomen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten berekend op € 907,-, gebaseerd op de proceshandeling van de gemachtigde van verzoeker. Daarnaast kan de ISD het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden. De voorzieningenrechter heeft de ISD veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker.