ECLI:NL:RBZWB:2025:591

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
24/8481 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening

Op 6 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.E. Teusink, een vordering tot proceskostenvergoeding heeft ingediend tegen de ISD Brabantse Wal, vertegenwoordigd door mr. S.H.J. Aarts. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening dat door verzoeker was ingetrokken nadat de ISD het besluit om de bijstand van verzoeker voor twee maanden te verlagen, had ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft de ISD in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar de ISD heeft hierop niet gereageerd. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen.

De voorzieningenrechter overweegt dat, wanneer een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener, de voorzieningenrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de voorzieningenrechter van oordeel dat de ISD met het afzien van het verlagen van de bijstand aan verzoeker is tegemoetgekomen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten berekend op € 907,-, gebaseerd op de proceshandeling van de gemachtigde van verzoeker. Daarnaast kan de ISD het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden. De voorzieningenrechter heeft de ISD veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8481 PW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.E. Teusink),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom,(ISD Brabantse Wal; de ISD), verweerder
(gemachtigde: mr. S.H.J. Aarts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de ISD in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn verzoek om een voorlopige voorziening vanwege het besluit van de ISD van 18 november 2024, waarin de bijstand van verzoeker voor twee maanden werd verlaagd.
1.1.
Hij heeft het verzoek ingetrokken omdat de ISD dit besluit heeft ingetrokken.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de ISD in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De ISD heeft hierop niet gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3.1.
In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [3]
Is de ISD aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de ISD met het afzien van het verlagen van de bijstand aan het verzoek van verzoeker is tegemoetgekomen. Het uitgangspunt is dat het enkele feit dat het bestuursorgaan aan verzoeker tegemoetkomt reden is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen. [4] Verzoeker heeft dan namelijk een reden gehad om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. [5] Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden Er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om de ISD in de proceskosten te veroordelen toe.
Welke kosten dient de ISD te vergoeden?
5. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoeker heeft zich laten bijstaan door zijn gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 907,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die de ISD moet vergoeden € 907,- bedragen.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe. De voorzieningenrechter wijst erop dat de ISD het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- kan vergoeden. [6] Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot de ISD wenden.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt de ISD tot betaling van € 907,- aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier, op 6 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.
4.Vergelijk CRvB 15 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3252.
5.Vergelijk ABRvS 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1930.
6.Dat staat in artikel 8:82, zesde lid, van de Awb.