4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op 20 maart 2024 liep aangeefster [slachtoffer] in het natuurgebied Halsterse Laag te Bergen op Zoom een wandelroute. Deze ging onder meer door een weiland. Tijdens haar wandeling kwam zij verdachte tegen, die enige tijd bij haar bleef lopen en opmerkingen over haar lichaam maakte. Op enig moment is aangeefster richting het parkeerterrein bij het natuurgebied gelopen, waar zij op het aangrenzende bospad getuigen [getuige 1] en [getuige 2] trof, die net voor haar aankomst verdachte in zijn auto hebben zien vertrekken. Aangeefster gilde daarbij om hulp en heeft hen meteen verteld dat ze was aangevallen. Haar broek was aan de achterzijde gescheurd en op haar armen en benen waren diverse krassen en blauwe plekken zichtbaar. Verder was de tong van aangeefster verdikt en zat op de onderkant van haar tong een snee. In de bosjes achter het prikkeldraad en met platgetrapte begroeiing, de plek die aangeefster later bij de politie heeft aangewezen als de plek waar zij wakker werd, zijn haren aangetroffen die qua lengte en kleur overeenkomen met de haren van aangeefster. Kort na het incident heeft verdachte onder meer een website van een strafrechtadvocaat bezocht en een artikel over moord, doodslag en dood door schuld bekeken. De verklaringen van aangeefster en verdachte over hetgeen er is gebeurd lopen uiteen.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft wisselend verklaard. Zo heeft bij zijn aanhouding verklaard dat hij tijdens een wandeling in het natuurgebied aangeefster tegen kwam en haar aanbood om haar over een greppel te helpen. Daarbij kwam hij ten val, waarop ze ‘mot’ met elkaar kregen, hebben ‘gestoeid’ en verdachte aangeefster een duw heeft gegeven, waarbij zij ten val kwam en met haar achterkant in het prikkeldraad was gekomen. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster tegenkwam, dat zij ongeveer een uur samen hebben gewandeld en een gesprek hebben gevoerd. Vervolgens kwamen zij bij een plas waar ze allebei in zijn weggezakt. Verdachte heeft aangeefster geholpen door haar uit de plas te trekken. Daarbij kwamen ze allebei ten val. Verdachte is zelf opgestaan en heeft aangeefster omhoog getrokken door zijn arm om haar schouder, dan wel nek, te houden. Toen hij haar pakte zakte ze naar beneden maar was zij wel bij bewustzijn. Aangeefster zei dat hij haar los moest laten en weg moest gaan en daarop is verdachte alleen teruggelopen naar zijn auto. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster per ongeluk bij haar nek heeft gepakt. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster heeft geholpen, daarbij mogelijk wat hardhandig was en haar tijdens het vallen per ongeluk bij haar nek heeft aangeraakt, dat hij haar onder haar armen omhoog heeft getrokken en haar niet heeft geduwd. Verdachte weet niet hoe de broek van aangeefster is gescheurd en hoe zij in de bosjes terecht is gekomen. Wel was zij al eerder in het prikkeldraad gevallen, dan wel had zij er te dichtbij gelopen.
Verklaring aangeefster
Aangeefster heeft, zowel ter plaatse tegenover verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als in haar aangifte, verklaard dat verdachte onverwachts achter haar opdook, opmerkingen over haar lichaam maakte en vroeg of zij met hem aan de overkant kwam lopen. Zij kreeg de indruk dat hij haar daarheen wou lokken. Zij gaf aan dit niet te willen en naar huis te gaan omdat zij nog genoeg werk had liggen, maar verdachte bleef bij haar lopen. Op een gegeven moment voelde zij de arm van verdachte van achteren om haar nek heen en voelde zij dat hij haar naar de grond werkte. Aangeefster had niet het gevoel dat zij stikte, maar raakte wel haar bewustzijn kwijt toen ze op de grond lag. Nadat zij verderop in de bosjes wakker werd, heeft ze gegild en om hulp geroepen toen ze twee fietsers zag.
De waardering van het bewijs
In dit geval zijn slechts twee personen aanwezig geweest bij wat er gebeurd is en hebben zij allebei een andere lezing hiervan. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (het veronderstelde slachtoffer). Dit bewijsminimumvoorschrift sterkt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat het de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en niet worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. Deze bepaling ziet op de tenlastelegging in haar geheel. Niet is vereist dat elk onderdeel daarvan ook in ander bewijsmateriaal steun vindt.
Voorgaande betekent dat enerzijds het oordeel dat de verklaring van het veronderstelde slachtoffer betrouwbaar is en anderzijds het oordeel dat haar verklaring in ander bewijsmateriaal voldoende steun vindt, twee afzonderlijke beslissingen zijn. Het steunbewijs zal voorts dienen te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte verweten gedragingen.
Betrouwbaarheid
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar, omdat zij consistent en gedetailleerd verklaard heeft over de gebeurtenissen in haar aangifte en tegenover [verbalisant 1] , met wie zij sprak kort na de gebeurtenissen. Daarnaast heeft zij kort na het gebeurde bij twee voorbijgangers om hulp geroepen en verteld dat zij aangevallen is. Aangeefster vertelt daarbij dat zij niet weet wat er is gebeurd en maakt het daarmee ook niet groter dan het is.
Steunbewijs
De verklaring van aangeefster wordt daarnaast ondersteund door de verklaringen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , die beiden kort na het gebeurde en afzonderlijk van elkaar constateren dat aangeefster zichtbaar aangedaan en geëmotioneerd is.
Daar komt bij dat aangeefster de dag na het incident samen met haar man en [verbalisant 5] naar de plaats van het incident geweest. Zodra zij bij de exacte locatie aankwamen, werd aangeefster erg emotioneel. [verbalisant 5] heeft verklaard dat hij onderweg naar de locatie in eerste instantie naast aangeefster liep en dat hij daarna achter haar is gaan lopen. Zodra aangeefster dat constateerde schrok zij, begon ze hard te huilen en pakte ze haar man vast. Aangeefster verklaarde vervolgens dat zij schrok van het feit dat er een man vlak achter haar liep en dat haar gedachten teruggingen naar het incident. Toen aangeefster vervolgens de plek aanwees waar zij wakker was geworden, trof [verbalisant 5] daar meerdere plukken haar aan in de struiken, die qua lengte en kleur overeenkwamen met het haar van aangeefster. Daarnaast was de begroeiing op die plek deels plat, alsof daar iemand had gelegen of gestaan. De plek die aangeefster heeft aangewezen, bevond zich bovendien achter het prikkeldraad naast het pad, wat past bij haar verklaring en het feit dat haar broek kapot was. Tot slot vindt haar verklaring steun in het letsel dat bij haar is geconstateerd, te weten diverse krassen en blauwe plekken op haar armen en benen en een verdikte tong met aan de onderkant daarvan een snee.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig en neemt deze verklaring dan ook als uitgangspunt.
De verklaring van verdachte acht zij ongeloofwaardig nu hij wisselende verklaringen heeft afgelegd en het ondersteunend bewijs niet strookt met het verhaal dat zij een uur samen hebben gewandeld en dat hij enkel iemand wat onhandig heeft geholpen.
Kwalificatie
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, kan enkel worden vastgesteld dat aangeefster door verdachte bij haar nek is gepakt, naar de grond is gegaan en dat zij vervolgens in de bosjes verderop wakker is geworden. Uit het dossier komt niet naar voren op welke wijze en met welke kracht aangeefster door verdachte bij haar nek is gepakt en hoe lang zij buiten bewustzijn is geweest. Ook staat niet vast dat aangeefster met zodanige kracht bij haar nek is gepakt dat zij als gevolg van die handeling buiten bewustzijn is geraakt of dat de aanmerkelijke kans bestond dat zij daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aangeefster is niet fysiek onderzocht door een forensisch arts, maar alleen door de eigen huisarts, zodat voor wat betreft het inwendig letsel enkel vaststaat dat aangeefster een verdikte tong en een snee onder haar tong had. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat er een causaal verband bestaat tussen het bij de nek pakken door verdachte en het buiten bewustzijn raken van aangeefster. Ook kan zij niet vaststellen dat door die handeling van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen nu uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster letsel aan haar tong had en diverse krassen en blauwe plekken heeft opgelopen die zij vóór haar ontmoeting met verdachte niet had. Ook al is niet precies vast te stellen hoe dit letsel bij haar is ontstaan omdat aangeefster buiten bewustzijn was, kan het niet anders dan dat dit door het handelen van verdachte is gekomen. Dit geldt temeer nu aangeefster op een plek achter het prikkeldraad weer bij bewustzijn is gekomen, zij niet zelf daarheen is gegaan en verdachte dus degene is geweest die haar daarheen heeft gebracht/gesleept/getrokken. Dit past ook bij de krassen en blauwe plekken op haar armen en benen. De rechtbank acht het voorts aannemelijk dat het letsel aan haar tong is ontstaan doordat verdachte haar bij de nek heeft gepakt en naar de grond heeft gewerkt.