In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 augustus 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres had een uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, maar het UWV heeft in een besluit van 6 mei 2022 vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid ongewijzigd is, maar niet duurzaam. Eiseres en haar ex-werkgever hebben bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft in een besluit van 2 februari 2023 geoordeeld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering per 1 maart 2023.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 juli 2025, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de derde partij niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. De rechtbank oordeelt dat het UWV in de bezwaarprocedure niet in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur, hoewel eiseres niet in de gelegenheid is gesteld om een expertiserapport in te brengen. Dit gebrek is echter gepasseerd omdat eiseres in de beroepsprocedure alsnog de kans heeft gekregen om dit rapport in te brengen.
De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling van het UWV, die stelt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, juist is. De rechtbank heeft de rapportages van de verzekeringsarts b&b en de door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts vergeleken en oordeelt dat de argumenten van het UWV voldoende zijn om de beëindiging van de uitkering te rechtvaardigen. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid, waardoor de rechtbank de beslissing van het UWV bevestigt. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en het UWV wordt veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.