In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 september 2025, wordt het beroep van de belanghebbende beoordeeld. De belanghebbende heeft beroep ingesteld omdat de inspecteur van de belastingdienst niet tijdig heeft beslist op het bezwaar dat op 18 december 2023 is ingediend tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de inspecteur niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes weken heeft beslist op het bezwaarschrift. De inspecteur heeft geprobeerd de beslistermijn te verlengen, maar dit is niet mogelijk omdat de oorspronkelijke termijn al was verstreken. De rechtbank concludeert dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en legt de inspecteur op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-. De inspecteur moet ook het griffierecht van € 53,- aan de belanghebbende vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.