Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2025 in de zaak tussen
[eiser], uit [plaats], eiser
Samenvatting
Totstandkoming van het bestreden besluit en procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Ik stuur je deze week een contract” en “
Ik werk naar behoefte, minimaal 30 uur per maand”. Op 10 juli 2023 vond er een gesprek plaats tussen eiser en zijn klantmanager. Ook toen heeft hij melding gemaakt van werkzaamheden bij [bedrijf] voor 30 uur per maand, een paar dagen per week van 17:00 tot 19:00 uur.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de boete gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin een boete van € 770,28 is opgelegd;
- legt een boete op van € 385,14 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 51,00 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,00 aan proceskosten van eiser.
Informatie over hoger beroep
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Participatiewet
Artikel 17 Inlichtingenplicht
Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, […] niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld […] en deze overtredingen opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Indien de feiten en omstandigheden, bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, […] niet of niet behoorlijk zijn medegedeeld […] en deze overtredingen niet opzettelijk zijn begaan, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.