6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en aan verboden wapenbezit door buiten op straat een vuurwapen te richten op het hoofd van de heer [slachtoffer] en meerdere keren de trekker over te halen. [slachtoffer] wist op dat moment niet dat er geen kogels uit het wapen zouden komen en is zich compleet rot geschrokken. [slachtoffer] maakte rond half twaalf ‘s avonds zijn dagelijkse wandeling met zijn hond en sprak verdachte aan op zijn rijgedrag. Verdachte reed zonder verlichting en had de hele weg nodig, zo gaf [slachtoffer] aan. Vervolgens escaleerde de situatie volledig. Verdachte stapte uit zijn auto, waarna er een worsteling ontstond tussen de mannen waarbij verdachte eerst een mes trok en later het vuurwapen. Nader onderzoek aan dit vuurwapen wees uit dat hierin rubberen kogelpatronen zaten waardoor verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan verboden bezit van munitie.
De rechtbank vindt het volstrekt onaanvaardbaar dat verdachte van huis is gegaan met twee wapens op zak en dat hij deze wapens ook nog eens heeft gebruikt tegen [slachtoffer] . Alleen maar omdat hij op zijn gedrag werd aangesproken. Dit is een buitengewoon agressieve daad waarvoor geen enkele rechtvaardiging bestaat.
Het spreekt voor zich dat verdachte enorme angstgevoelens en onbegrip bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt. [slachtoffer] heeft in zijn schriftelijke slachtofferverklaring verwoord wat dit incident met hem heeft gedaan en dit helder toegelicht tijdens het onderzoek ter zitting. Zijn leven flitste aan hem voorbij op het moment dat het gebeurde en de maanden die erop volgden waren zwaar voor hem en zijn gezin. Tot op heden voelt [slachtoffer] zich niet de man die hij altijd is geweest. Door concentratieproblemen kan hij zijn werkzaamheden voor zijn eigen bedrijf niet naar behoren uitoefenen en ook heeft hij last van mentale en lichamelijke klachten.
Hij heeft EMDR therapie gevolgd en voert gesprekken met een psycholoog. Ook is hij verwezen naar een cardioloog. Boven alles willen [slachtoffer] en zijn gezin met rust gelaten worden door verdachte.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank weegt in strafverzwarende zin het strafblad van verdachte mee. Hieruit komt naar voren dat sprake is van recidive zowel ten aanzien van bedreiging als van verboden wapenbezit.
Op 30 oktober 2020 is verdachte voor deze feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van
7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. De rechtbank vindt het verontrustend dat een gevangenisstraf verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden om opnieuw een vuurwapen in de hand te nemen en te gebruiken.
De rechtbank slaat verder acht op het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van
17 juli 2025. Daarin wordt vermeld dat verdachte sinds november 2024 in een schorsingstoezicht loopt bij de verslavingsreclassering, waar verdachte zich meewerkend en afspraaktrouw opstelt. Er worden nauwelijks problemen gesignaleerd op de leefgebieden en verdachte is sinds zijn schorsing abstinent van alcohol. De reclassering acht verdere interventies en toezicht niet nodig en adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering schrijft verder dat er geen professionele inschatting kan worden gemaakt van het risico op geweldsrecidive.
Bij de rechtbank bestaan, ondanks het overwegend positieve reclasseringsadvies, grote zorgen over de persoon van verdachte. Verdachte heeft zowel bij de politie als tijdens het onderzoek ter zitting een beroep gedaan op zijn zwijgrecht, terwijl de bewezenverklaarde feiten in combinatie met zijn strafblad vragen om uitleg. Verdachte neemt door zijn zwijgende houding in ieder geval geen verantwoordelijkheid voor zijn strafbare en kwalijke handelen. Daarnaast kan geen goede inschatting worden gemaakt van het recidiverisico.
Alles tegen elkaar afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 15 maanden
met aftrek van voorarrest passend en geboden. Gezien het strafblad van verdachte zal een deel van deze straf, te weten 5 maanden, voorwaardelijk worden opgelegd in de hoop dat dit verdachte zal stimuleren om in het vervolg nooit meer naar een wapen te grijpen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank ziet reden om aan verdachte op te leggen de door de officier van justitie gevorderde maatregelen als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaar. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat tijdens het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen dat er nog altijd spanningen tussen verdachte en aangever bestaan en dat sprake lijkt te zijn van een precaire situatie, temeer nu zij dicht bij elkaar in de buurt wonen. De 38v maatregelen zullen door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De rechtbank overweegt ten slotte dat bij de bewezenverklaarde feiten 3 en 4 sprake is van eendaadse samenloop. De bewezenverklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.