In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen de Dienst Toeslagen, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 29 juli 2024. Dit bezwaar betreft de definitieve beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag over de jaren 2011 en 2013 tot en met 2015, gedateerd 17 juli 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat eiseres te vroeg in beroep is gegaan, omdat de termijn van twee weken in de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Echter, omdat de termijn inmiddels is verstreken en verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen, oordeelt de rechtbank dat het beroep toch ontvankelijk is.
De rechtbank legt verweerder een beslistermijn op van twee weken na verzending van deze uitspraak, met de mogelijkheid om in bijzondere gevallen een andere termijn te geven. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken en stelt dat verweerder uiterlijk op 22 september 2025 een besluit op bezwaar moet bekendmaken. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt het griffierecht vergoed, maar heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 4 februari 2025.