Uitspraak
RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11523025 \ CV EXPL 25-458
Vonnis van 3 september 2025
in de zaak van
SPORT-BSO FLEKSS B.V.,
te Breda,
eisende partij,
hierna te noemen: Flekss,
gemachtigde: R&R Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
1.[gedaagde 1] ,
te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
procederend in persoon.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de rolbeslissing van 25 juni 2025.
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de rolbeslissing van 25 juni 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.
Flekss is een onderneming die zich bezig houdt met kinderopvang. Flekss en [gedaagden] zijn op 30 november 2023 een overeenkomst aangegaan voor de kinderopvang van de zoon van [gedaagden] , [zoon] ( [contractnummer 1] ) en hun dochter [dochter] ( [contractnummer 2] ).
2.2.
Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Flekss van toepassing. In artikel 7 lid 5 van de algemene voorwaarden staat:
“Elk der partijen heeft het recht om de overeenkomst of een gedeelte van de overeengekomen tijdsduur te beëindigen door middel van een aan de wederpartij gerichte schriftelijke dan wel elektronische verklaring, met inachtneming van een opzegtermijn van een maand tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen en in ieder geval per de eerste of de zestiende van de maand (…)”.
“Elk der partijen heeft het recht om de overeenkomst of een gedeelte van de overeengekomen tijdsduur te beëindigen door middel van een aan de wederpartij gerichte schriftelijke dan wel elektronische verklaring, met inachtneming van een opzegtermijn van een maand tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen en in ieder geval per de eerste of de zestiende van de maand (…)”.
2.3.
Flekss heeft de op grond van de overeenkomst verschuldigde opvangkosten (€ 190,90 per kind per maand) maandelijks aan [gedaagden] gefactureerd.
2.4.
Flekss heeft [gedaagden] tot betaling van haar facturen voor de opvangperiode van mei 2024 tot en met augustus 2024 van in totaal € 1.336,60 gesommeerd.
2.5.
In reactie op de aanmaningen van Flekss heeft [gedaagden] meermaals per e-mail aangegeven dat de overeenkomsten met betrekking tot de opvang van [zoon] en [dochter] door haar zijn opgezegd en dat als gevolg van die opzegging de overeenkomsten zijn geëindigd per 1 juli 2024.
2.6.
Op 29 augustus 2024 heeft Flekss – voor zover van belang – het volgende aan [gedaagden] gemaild:
“(…)Wij hebben geconstateerd dat [zoon] en [dochter] op 4 juli nog gebruik hebben gemaakt van de BSO. Echter, wij kunnen op dit moment geen e-mail terugvinden waarin u uw opzegging heeft doorgegeven. Daarnaast hebben onze servicemedewerkers geen kennis van een ontvangen opzegging.
Mocht u toch een bewijs van uw opzegging kunnen doorsturen, dan zullen wij uw opzegging respecteren en uw contract per 31 juli beëindigen. De openstaande rekeningen tot en met 31 juli blijven echter wel verschuldigd en wij verzoeken u deze zo spoedig mogelijk te voldoen.
Indien u geen bewijs van opzegging kunt overleggen, vragen wij u de betalingen voort te zetten tot en met eind augustus, aangezien het contract dan volgens de reguliere voorwaarden afloopt.
Wij willen u er tevens op wijzen dat, indien de openstaande rekeningen niet tijdig worden betaald, wij genoodzaakt zullen zijn een incassobureau in te schakelen om de betaling te incasseren(…)”
2.7.
Bij brief van 10 september 2024 heeft de incassogemachtigde van Flekss [gedaagden] gesommeerd tot betaling binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief en aangezegd dat bij gebreke daarvan incassokosten verschuldigd worden.
2.8.
Naar aanleiding daarvan heeft [gedaagden] op 7 oktober 2024 het volgende aan de incassogemachtigde van Flekss gemaild:
“U kunt sommeren wat u wilt, maar zoals al eerder kenbaar gemaakt hebben wij het contract in mei al opgezegd, voor 1 juli . overige facturen die daarna zijn gekomen, moeten gecrediteerd worden. We hebben hier nu meermaals over gemaild en gebeld waarom wordt dit niet opgelost?”
2.9.
Daarop heeft de incassogemachtigde [gedaagden] verzocht om een kopie van de opzegging aan haar toe te zenden, waarna [gedaagden] aan de incassogemachtigde kenbaar heeft gemaakt daarvoor zorg te zullen dragen.
2.10.
[gedaagden] heeft geen kopie van de opzegging aan de incassogemachtigde toegezonden.
2.11.
Op 12 november 2024 heeft [gedaagden] – voor zover hier van belang – het volgende aan de incassogemachtigde gemaild:
“(…) Wij hebben het administratief netjes afgehandeld, nu jullie nog. Heeft u onze opzegging van mei al bij uw cliënt al opgevraagd?(…)”
2.12.
Daarop heeft de incassogemachtigde [gedaagden] op 14 november 2024 – onder meer – als volgt bericht:
“(…)Onze opdrachtgever heeft geen opzegging ontvangen. Indien u deze wel heeft verstuurd, ontvangen wij graag binnen 5 dagen het bewijs van.(…)”
2.13.
Vervolgens heeft [gedaagden] aan de incassogemachtigde van Flekss voorgesteld om een betalingsregeling te treffen van € 50,- per maand, maar met dit voorstel is Flekss niet akkoord gegaan.
3.Het geschil
3.1.
Flekss vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 1.627,44, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.
Flekss vordert betaling van de navolgende facturen:
1. Factuur met nummer [factuurnummer 1] van 15 april 2024 met [contractnummer 2] ten bedrage van € 190,90 met betrekking tot de kinderopvang voor de maand mei 2024;
2. Factuur met nummer [factuurnummer 2] van 15 mei 2024 met [contractnummer 2] ten bedrage van € 190,90 met betrekking tot de kinderopvang voor de maand juni 2024;
3. Factuur met nummer [factuurnummer 3] van 15 mei 2024 met [contractnummer 1] ten bedrage van € 190,90 met betrekking tot de kinderopvang voor de maand juni 2024;
4. Factuur met nummer [factuurnummer 4] van 15 juni 2024 met [contractnummer 2] ten bedrage van € 190,90 met betrekking tot de kinderopvang voor de maand juli 2024;
5. Factuur met nummer [factuurnummer 5] van 15 juni 2024 met [contractnummer 1] ten bedrage van € 190,90 met betrekking tot de kinderopvang voor de maand juli 2024;
6. Factuur met nummer [factuurnummer 6] van 15 juli 2024 met [contractnummer 1] ten bedrage van € 190,90 met betrekking tot de kinderopvang voor de maand augustus 2024;
7. Factuur met nummer [factuurnummer 7] van 15 juli 2024 met [contractnummer 2] ten bedrage van € 190,90 met betrekking tot de kinderopvang voor de maand augustus 2024;
4.2.
[gedaagden] heeft niet betwist dat zij de kosten voor de opvang in de maanden mei en juni 2024 is verschuldigd, zodat zij de facturen van 15 april en 15 mei 2024 (hierboven genummerd 1 tot en met 3) moet betalen. [gedaagden] heeft aangevoerd dat de factuur van april 2024 niet betaald kon worden vanwege een andere hoge openstaande rekening. Verder is de incasso van een van de twee facturen van mei 2024 gestorneerd. [gedaagden] heeft erkend dat zij deze facturen alsnog aan Flekss dient te betalen, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
4.3.
[gedaagden] heeft verder aangevoerd dat zij op 26 april 2024 nog een factuur, namelijk die van april met nummer [factuurnummer 8] , heeft betaald. Zoals Flekks terecht heeft aangevoerd, maakt deze factuur echter geen deel uit van de onderhavige vordering, zodat dit verweer niet hoeft te worden besproken. Nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagden] de tweede factuur van mei 2024 heeft betaald, zal ook dit deel van de vordering worden toegewezen.
Opzegging
4.4.
Beoordeeld dient dan nog te worden of [gedaagden] de facturen voor de kinderopvang voor de maanden juli en augustus 2024 aan Flekss moet betalen (hierboven genummerd 4 tot en met 7). [gedaagden] betwist dat dit het geval is, omdat zij de overeenkomst (met betrekking tot de opvang van haar twee kinderen) heeft opgezegd, zowel telefonisch, face tot face als per e-mail.
4.5.
[gedaagden] heeft ter onderbouwing van haar verweer e-mail correspondentie in het geding gebracht met de volgende inhoud:
e-mail van 16 mei 2024 van 14.45 uur van [gedaagden] aan [naam] , regioleider Zuid van Flekss;
(…)
Ik heb daarnaast nog een vraagje. ik weet niet of ik daarvoor bij jou moet zijn, maar ik heb een tijdje terug al een berichtje gestuurd in het schriftje van [zoon] , en nog niks gehoord.
Helaas moeten wij de opvang van [dochter] en [zoon] gaan opzeggen per 1 juli.
(…)
Kun jij ons verder helpen?
e-mail van 16 mei 2024 van 15.04 uur van [naam] aan [gedaagden] :
Dat vind ik jammer om te horen.
Ik zet jouw bericht door naar het serviceteam, zij nemen dan contact met jou op over de opzegging.
4.6.
Uit deze e-mailwisseling blijkt volgens [gedaagden] duidelijk dat zij het contract met Flekss heeft opgezegd en dat Flekss deze opzegging heeft ontvangen.
4.7.
Flekks betwist de opzegging en de e-mail van 16 mei 2024 van 14.45 uur te hebben ontvangen en betwist tevens dat de e-mail van e-mail van 16 mei 2024 van 15.04 uur door haar medewerkster aan [gedaagden] is gestuurd.
Flekss heeft onderzoek gedaan in alle mogelijk betrokken e-mail boxen (de inbox en de verzonden e-mail box van [naam] en de inbox van het serviceteam), maar de door [gedaagden] overgelegde e-mails zijn daarin niet terug te vinden. Telefonische of mondelinge opzeggingen zijn ook niet ontvangen. Opzeggingen, anders dan schriftelijke, mogen door medewerkers niet aangenomen en zijn ook niet aangenomen, aldus Flekss.
4.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Op grond van artikel 7 van de algemene voorwaarden van Flekss dient opzegging van contracten schriftelijk te geschieden.
4.9.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door Flekss van de stelling van [gedaagden] dat de overeenkomst(en) tussen partijen zou zijn beëindigd, is het aan [gedaagden] om voldoende concreet te stellen en te bewijzen dat zij het contract daadwerkelijk schriftelijk heeft opgezegd.
4.10.
De kantonrechter overweegt dat [gedaagden] de mailwisseling tussen haar en Flekss heeft uitgeprint en in het geding heeft gebracht. Flekss heeft gemotiveerd betwist dat die mailwisseling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. [gedaagden] heeft echter niet de originele e-mails met zogenaamde “headers” in het geding gebracht. Dat zijn verborgen gedeeltes van een e-mail dat technische informatie bevat over de afzender, ontvanger, het onderwerp en de route die de e-mail heeft afgelegd. Hiermee had nader onderbouwd kunnen worden dat de mailwisseling daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De kantonrechter zal [gedaagden] in de gelegenheid stellen om deze nadere onderbouwing alsnog te geven.
4.11.
De kantonrechter zal [gedaagden] in de gelegenheid stellen om voornoemde e-mails bij akte in het geding te brengen op de hierna te bepalen roldatum.
(Pre)contractuele informatieplichten
4.12.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Flekks heeft echter niet gesteld of deze op afstand, binnen de verkoopruimte of buiten de verkoopruimte is gesloten. Hierover dient Flekks zich uit te laten, gelet op het volgende.
4.13.
Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de essentiële wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, o en p, 6:230t, dan wel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze verplichtingen is voldaan, dient gemotiveerd te worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
4.14.
Nu Flekss zich niet heeft uitgelaten op welke wijze de overeenkomst tot stand is gekomen, kan de kantonrechter niet beoordelen of genoemde informatieverplichtingen van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomst en of getoetst moet worden aan de voorschriften.
4.15.
De kantonrechter zal Flekss in de gelegenheid stellen zich over het voorgaande uit te laten op de hierna te bepalen roldatum.
4.16.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5.De beslissing
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de terechtzitting van
woensdag 1 oktober 2025 te 09.00 uur, voor het nemen van een akte door [gedaagden] als bedoeld in overweging sub 4.10 en voor het nemen van een akte na tussenvonnis door Flekss zoals bedoeld in overweging sub 4.13;
woensdag 1 oktober 2025 te 09.00 uur, voor het nemen van een akte door [gedaagden] als bedoeld in overweging sub 4.10 en voor het nemen van een akte na tussenvonnis door Flekss zoals bedoeld in overweging sub 4.13;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2025.