In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 september 2025, wordt het beroep van eiseres, een B.V., behandeld tegen het College ter beoordeling van geneesmiddelen. Eiseres had op 14 april 2025 een verzoek ingediend op basis van de Wet open overheid (Woo) om openbaarmaking van informatie over correspondentie tussen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), het Ministerie van VWS en het College. Eiseres stelde dat het College niet tijdig had beslist op haar verzoek. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het College de beslistermijn onterecht heeft opgeschort. De rechtbank stelt vast dat het College de beslistermijn had moeten respecteren en dat de opschorting van 23 mei 2025 niet rechtsgeldig was. De rechtbank bepaalt dat het College alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het College het griffierecht van € 385,- en proceskosten van € 453,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.