ECLI:NL:RBZWB:2025:6155
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot arbeidskorting en gelijkheidsbeginsel
Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, die op 3 oktober 2024 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2022 had opgelegd. De inspecteur had de ZW-uitkering van de belanghebbende aangemerkt als inkomen uit vroegere dienstbetrekking, waardoor geen arbeidskorting werd toegekend. De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de aanslag en de belastingrentebeschikking naar de juiste bedragen zijn vastgesteld. De kern van het geschil betreft de vraag of de belanghebbende recht heeft op arbeidskorting, waarbij het gelijkheidsbeginsel een belangrijke rol speelt. De rechtbank oordeelt dat de ZW-uitkering terecht als inkomen uit vroegere dienstbetrekking is aangemerkt en dat er geen schending van het gelijkheidsbeginsel is, omdat de situaties van loondoorbetaling bij ziekte en ZW-uitkering niet als gelijke gevallen kunnen worden beschouwd. De rechtbank wijst erop dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft en dat de rechtvaardiging voor het onderscheid tussen deze gevallen niet van redelijke grond ontbloot is.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de aanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.