In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 111.083. Daarnaast was er een revisierente van € 19.834 in rekening gebracht. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft op 7 augustus 2025 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden, wat leidt tot terugbetaling van het griffierecht aan belanghebbende. Echter, de rechtbank oordeelt dat de revisierente terecht is opgelegd, omdat belanghebbende het lijfrentekapitaal in één keer heeft laten uitkeren, wat fiscaal gezien als afkoop wordt beschouwd. De rechtbank wijst het verzoek van belanghebbende om de revisierente niet in rekening te brengen af, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de fiscale gevolgen van zijn keuze.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de aanslag en de revisierente, maar verplicht de inspecteur tot terugbetaling van het griffierecht van € 51 aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending.