In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2025, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende, die in Bulgarije woont, een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd voor het jaar 2021, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.044. De inspecteur had ook belastingrente in rekening gebracht. Na bezwaar heeft de inspecteur de algemene heffingskorting verhoogd met € 332, maar de belanghebbende was van mening dat hij recht had op een hogere heffingskorting.
De rechtbank heeft op 7 augustus 2025 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende recht heeft op een hogere algemene heffingskorting dan eerder toegekend, en verhoogt deze met € 391. Dit betekent dat de belanghebbende recht heeft op een aanvullende teruggaaf van € 391. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag met dit bedrag. De rechtbank oordeelt ook dat de belastingrente dienovereenkomstig moet worden verminderd. De uitspraak is openbaar gemaakt en de belanghebbende kan binnen zes weken in hoger beroep gaan.