ECLI:NL:RBZWB:2025:6164

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
BRE 25/313
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. Het beroep van de belanghebbende was gericht tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2023. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was omdat het griffierecht niet was betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 20 januari 2025 door de griffier was gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, dat binnen vier weken voldaan moest worden. Ondanks een tweede herinnering op 18 februari 2025, heeft de belanghebbende het griffierecht niet tijdig betaald. De rechtbank concludeerde dat er geen verontschuldigbare reden was voor het niet betalen van het griffierecht, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat, zelfs als het griffierecht was betaald, het beroep te laat was ingediend, waardoor een inhoudelijke beoordeling van de aanslag niet mogelijk was. De rechtbank droeg de inspecteur op om het tweede bezwaarschrift van de belanghebbende als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag in behandeling te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/313

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 oktober 2024. Het beroep ziet op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2023 met aanslagnummer [BSN]. H.36.01. Op 19 december 2024 heeft belanghebbende voor de tweede keer bezwaar ingediend bij de inspecteur. De inspecteur heeft het tweede bezwaarschrift aangemerkt als een beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen. Op 17 januari 2025 is het beroepschrift ontvangen.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank oordeelt verder dat de inspecteur het tweede bezwaarschrift in behandeling moet nemen als een verzoek om ambtshalve vermindering. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 20 januari 2025 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 18 februari 2025 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 20 februari 2025 om 13:44 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Tussenconclusie ontvankelijkheid beroep
7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft.
Tweede bezwaarschrift is ook een verzoek om ambtshalve vermindering
8. De inspecteur heeft het tweede bezwaarschrift (terecht) doorgestuurd aan de rechtbank als beroepschrift. Echter, de rechtbank heeft geconstateerd dat ook als het griffierecht was betaald, het beroep te laat was ingediend en de rechtbank vanwege de termijnoverschrijding van de beroepstermijn niet toe zou komen aan een inhoudelijke beoordeling van de juistheid van de aanslag IB/PVV 2023. De inspecteur had het bezwaarschrift daarom ook moeten aanmerken als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2023. Belanghebbende verzoekt in het tweede bezwaarschrift ook om vermindering. De rechtbank zal de inspecteur daarom opdragen om dit alsnog te beoordelen. Dit betekent dat de inspecteur zal beoordelen of het tweede bezwaarschrift aanleiding is om de aanslag IB/PVV 2023 ambtshalve te verminderen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de aanslag IB/PVV 2023. De rechtbank draagt de inspecteur op om te beoordelen of aanleiding bestaat voor ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2023. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt de inspecteur op om het tweede bezwaarschrift als verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2023 in behandeling te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
R.M. Rosta, griffier, op 15 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.