ECLI:NL:RBZWB:2025:6165

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
BRE 25/918
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de brief van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De zaak betreft een verzuimboete opgelegd bij de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2022. De belanghebbende had op 30 december 2024 bezwaar ingediend, maar het beroepschrift werd pas op 18 februari 2025 door de rechtbank ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht van € 53,- niet is betaald. De rechtbank wijst erop dat de griffier de belanghebbende op 19 februari 2025 en opnieuw op 20 maart 2025 heeft gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar dat de belanghebbende dit niet tijdig heeft gedaan. Er is geen verontschuldiging voor het niet betalen van het griffierecht gegeven, waardoor de rechtbank geen andere keuze heeft dan het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/918

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de brief van 6 december 2024 met de motivering van de uitspraak op bezwaar van de inspecteur. Het beroep ziet op de verzuimboete opgelegd bij de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2022 met aanslagnummer [BSN].H.26.01. Op 30 december 2024 heeft belanghebbende bezwaar ingediend bij de inspecteur. De inspecteur heeft de brief aangemerkt als reactie op de uitspraak op bezwaar en als beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen. Op 18 februari 2025 is het beroepschrift ontvangen door de rechtbank.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 19 februari 2025 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 20 maart 2025 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 28 maart 2025 om 16:54 uur is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
R.M. Rosta, griffier, op 15 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.