ECLI:NL:RBZWB:2025:6172
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak
Op 15 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 25/1043 en 25/1044, waarbij de rechtbank zich heeft gebogen over de beroepen van de belanghebbende tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, alsook de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat het griffierecht niet is betaald. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer de beroepen niet-ontvankelijk zijn.
De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat de belanghebbende op 22 februari 2025 door de griffier is gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met een termijn van vier weken. Ondanks een tweede herinnering op 24 maart 2025, heeft de belanghebbende het griffierecht niet tijdig voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldigbare redenen zijn aangevoerd voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. Hierdoor is de rechtbank genoodzaakt om de beroepen niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van de beroepen niet plaatsvindt en de bestreden besluiten in stand blijven.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, in aanwezigheid van griffier R.M. Rosta, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. De belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.