ECLI:NL:RBZWB:2025:632

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
02-178682-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging na onvoldoende bewijs van betrokkenheid

Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 21 februari 2023 in Alphen, waar de verdachte samen met anderen zou hebben deelgenomen aan een vechtpartij waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], werd geslagen en geschopt. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 24 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. van Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, aangezien slechts één getuige, [getuige 2], de verdachte had geïdentificeerd als een van de daders. De rechtbank heeft vastgesteld dat er weliswaar een vechtpartij heeft plaatsgevonden, maar dat de verklaring van [getuige 2] niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank oordeelde dat volgens artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering het bewijs niet uitsluitend op de verklaring van één getuige kan worden gebaseerd. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-178682-23
vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. van Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak van verdachte is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (02-075390-23) en [medeverdachte 2] (02-178650-23).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 21 februari 2023 in Alphen openlijk geweld heeft gepleegd door met anderen tegen het hoofd/gezicht en lichaam van [slachtoffer] te slaan/stompen en of trappen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, gelet op de aangifte, de letselverklaring, de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , en het proces-verbaal waaruit blijkt dat hij door omstanders als een van de daders is aangewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Alleen [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen. Voor het overige is er geen enkel bewijs dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de openlijke geweldpleging. Hij ontkent dat ook stellig.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat er op 21 februari 2023 een vechtpartij in Alphen heeft plaatsgevonden. Aangever [slachtoffer] is op enig moment door drie mannen aangevallen, waaronder de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De derde man die betrokken was bij de vechtpartij, droeg net als [medeverdachte 2] een panterbadjas. Verdachte droeg ook zo’n panterbadjas, net als meerdere jongens uit zijn voetbalteam. Er zijn meerdere getuigen die over het geweld hebben verklaard, maar [getuige 2] is de enige getuige die verdachtes naam heeft genoemd als één van de mannen die mee deed met deze vechtpartij. [getuige 1] heeft weliswaar verklaard dat er meerdere jongens met panterbadjassen achter [medeverdachte 1] aanliepen en dat hij heeft gehoord dat twee van deze vrienden met panterbadjassen [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 2] ) en [verdachte] (voornaam van verdachte) heten, maar hieruit volgt niet dat dit ook degenen waren die geweld hebben uitgeoefend. Daar komt bij dat [getuige 1] verklaart dat hij niet eens weet of anderen dan [medeverdachte 1] geweld hebben uitgeoefend, en is bovendien onduidelijk uit welke bron deze wetenschap over de namen afkomstig is. De verklaring van [getuige 1] kan daarom niet tot bewijs dienen. Dan blijft alleen de verklaring van [getuige 2] over. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat een verdachte een strafbaar feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 18.954,22.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. C.E.M. Marsé, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 februari 2025.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Alphen, gemeente Alphen-Chaam , althans in Nederland, openlijk, te weten aan [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen tegen het gezicht en/of hoofd en/of
lichaam, en/of
- meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te trappen tegen het hoofd en/of lichaam;
(art. 141 Wetboek van Strafrecht)