In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Baarle-Nassau. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een recreatiewoning, vastgesteld op € 158.000 per 1 januari 2023. Belanghebbende, de eigenares van de woning, vond deze waarde te hoog en stelde dat de waarde maximaal € 102.500 zou moeten zijn, gebaseerd op een taxatierapport dat op 4 november 2023 was opgemaakt in verband met een erfenis. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2025 behandeld, waarbij zowel belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarde van € 158.000, omdat er geen vergelijkingsmateriaal of foto’s van de woningen zijn overgelegd. De rechtbank heeft vervolgens de waarde van de woning in goede justitie vastgesteld op € 122.000, omdat geen van beide partijen de voorgestelde waarde aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de WOZ-waarde tot € 122.000. Tevens moet de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan belanghebbende vergoeden.