Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Omdat er een adviescommissie is, geldt in dit geval een termijn van twaalf weken. [2] Het college heeft de termijn voor zover het bezwaar ziet op de brief van 17 december 2024 verlengd met zes weken. Het college had dus uiterlijk op 3 juni 2025 op het bezwaar tegen de brief van 17 december 2025 moeten beslissen. Het college had uiterlijk op 16 mei 2025 op het bezwaar voor zover het ziet op het besluit van 10 januari 2025 moeten beslissen. De verlenging met de brief van 28 mei 2025 was, zoals het college zelf ook erkent, niet rechtsgeldig. Eiseres heeft het college op 2 juni 2025 in gebreke gesteld, op dat moment was de beslistermijn voor het bezwaar voor zover het gericht is op de brief van 17 december 2024 nog net niet voorbij. Het college alvast in gebreke stellen, voor het geval er niet tijdig zou worden beslist, is in beginsel niet mogelijk. De hoofdregel is dan dat het beroep niet-ontvankelijk is. Om proceseconomische redenen blijft niet-ontvankelijkverklaring van het beroep op deze grond achterwege, nu de ingebrekestelling niet zó vroeg door het college is ontvangen dat zij daarom niet als correcte ingebrekestelling kan worden aangemerkt. Na afloop van de beslistermijn zijn twee weken voorbij gegaan.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres.