Op 26 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres] B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 4 februari 2025 voor herbeoordeling van de WIA-uitkering van een (ex-)werkneemster. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn van acht weken had overschreden. Eiseres had het UWV op 4 april 2025 in gebreke gesteld, maar er was nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank bepaalde dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moest nemen en legde een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moest het UWV het griffierecht van € 385,- en proceskosten van € 453,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier.