In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen het UWV, omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 21 november 2024 tegen het besluit van 28 oktober 2024. Dit besluit betrof de herbeoordeling van haar WIA-uitkering, waarbij is vastgesteld dat eiseres vanaf 18 oktober 2023 56,86% arbeidsongeschikt is, maar haar uitkering niet wijzigt. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiseres heeft het UWV op 10 juni 2025 in gebreke gesteld, maar het UWV heeft nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen, maar in dit geval wordt een termijn van vier maanden als redelijk beschouwd. Tevens wordt het UWV verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat het UWV niet tijdig heeft gereageerd op de ingebrekestelling. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat het UWV het griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert en is openbaar gemaakt op 26 september 2025.