ECLI:NL:RBZWB:2025:6469
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting en het hoofdverblijfcriterium
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting heeft opgelegd van € 21.312. De rechtbank behandelt de vraag of belanghebbende de woning als hoofdverblijf heeft gebruikt, wat vereist is voor toepassing van het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan het hoofdverblijfcriterium voldoet. Belanghebbende had de woning gekocht op 28 april 2023 en deze is op 7 juni 2023 geleverd. Hij heeft zich per 25 juli 2023 ingeschreven op het adres van de woning, maar heeft deze in september 2023 te koop gezet en zich per 27 oktober 2023 uitgeschreven op dat adres. De rechtbank oordeelt dat het lage gas-, water- en lichtverbruik en de verklaringen van belanghebbende's vader en een derde niet voldoende zijn om aan te tonen dat de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf is gebruikt. De rechtbank wijst ook het beroep op onvoorziene omstandigheden af, omdat de ontmoeting met zijn partner niet als zodanig wordt gekwalificeerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag in stand blijft.