ECLI:NL:RBZWB:2025:6471
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag erfbelasting en de rechtsgeldigheid van de beslissing op bezwaar
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 11 april 2024, waarbij de aanslag erfbelasting is gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2025 behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de inspecteur aanwezig waren. De zaak betreft de aanslag erfbelasting die aan belanghebbende is opgelegd na het overlijden van zijn tante op 11 juli 2023. Belanghebbende is voor een vierde gedeelte erfgenaam en heeft € 30.000 ontvangen uit de nalatenschap. De inspecteur heeft de aanslag vastgesteld op € 32.728, gebaseerd op de ingediende aangifte die een waarde van de nalatenschap van € 130.915 vermeldt.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de aanslag niet tot een te hoog bedrag heeft opgelegd. Belanghebbende heeft geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat de aanslag te hoog is, noch heeft hij concrete informatie over gemaakte kosten overgelegd die mogelijk van de waarde van de nalatenschap afgetrokken kunnen worden. Daarnaast verwerpt de rechtbank het argument van belanghebbende dat de aanslag moet worden vernietigd vanwege een overschrijding van de beslistermijn in bezwaar. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de aanslag erfbelasting niet wordt vernietigd of verminderd. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.