ECLI:NL:RBZWB:2025:6486
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak wegens prematuur beroep
Op 29 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/3482, waarin belanghebbende een verzoek indiende om de ontvanger van de Belastingdienst te veroordelen in de proceskosten. Belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting en de daarbij opgelegde boetes. Na een aantal uitspraken op bezwaar, heeft belanghebbende op 14 juli 2023 haar beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat het beroep prematuur was ingediend, omdat de uitspraak op bezwaar van de ontvanger op 13 juli 2023 nog niet was gedaan op het moment van indienen van het beroep. Hierdoor kon de ontvanger niet worden geacht aan het beroep tegemoet te zijn gekomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat belanghebbende geen recht had op vergoeding. Tevens werd een verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat het geschil over de aanmaningskosten op dat moment was beëindigd. De rechtbank betreurde wel de vertraging in de uitspraak.