In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 29 september 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar op het bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De naheffingsaanslag, opgelegd op 26 juni 2023, betrof een bedrag van € 59,25 voor het niet betalen van parkeerbelasting. De rechtbank constateert dat de belanghebbende niet is verschenen op de zitting en dat er geen afschrift van de uitspraak op bezwaar is overgelegd, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft belanghebbende tijdig uitgenodigd voor de zitting, maar zij heeft hier geen gehoor aan gegeven. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de belanghebbende niet heeft voldaan aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De naheffingsaanslag was bovendien al geseponeerd door de heffingsambtenaar, waardoor de belanghebbende geen procesbelang meer heeft. De rechtbank beslist dat het griffierecht niet wordt teruggegeven en er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.