In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 30 mei 2024 tegen het besluit van 2 mei 2024 over de weigering van een uitkering per 22 juli 2023 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank stelt vast dat het UWV niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist op het bezwaar van eiseres. Eiseres heeft het UWV op 21 november 2024 in gebreke gesteld, maar het UWV heeft sindsdien geen nieuw besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak moet beslissen op het bezwaar, maar geeft het UWV vier maanden de tijd om dit te doen, gezien de omstandigheden. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 453,50, omdat het UWV het griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt op 31 januari 2025.