ECLI:NL:RBZWB:2025:6629

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 25/1017
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage in persoonsgegevens op grond van de AVG en de beoordeling van de minister

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres een verzoek indiende op basis van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om inzage in haar verwerkte persoonsgegevens. Eiseres was het niet eens met de wijze waarop de minister van Financiën inzage had gegeven in haar gegevens die waren opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). De rechtbank beoordeelde de beroepsgronden van eiseres en kwam tot de conclusie dat het beroep ongegrond was. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had voldaan aan het inzageverzoek door een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens te verstrekken, waaronder het BSN-nummer, achternaam en voorletters van eiseres. De rechtbank stelde vast dat er geen onjuistheden in het overzicht waren en dat de minister niet verder onderzoek hoefde te doen naar de reden van de registratie van eiseres in de FSV. Eiseres had ook een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat dit verzoek niet ter beoordeling lag in deze procedure. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekende dat eiseres geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1017

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel),
en

de minister van Financiën, de minister.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een verzoek op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om inzage in de verwerkte persoonsgegevens van eiseres. Eiseres is het niet eens met de wijze waarop inzage is gegeven door de minister. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het besluit van de minister in stand kan blijven.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4. Daarbij gaat de rechtbank in op de vraag of de minister voldaan heeft aan het verzoek om inzage. Onder 5 gaat de rechtbank in op het verzoek van eiseres om schadevergoeding. Aan het eind staan de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.
1.3.
De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Met het besluit van 2 oktober 2023 heeft de minister het verzoek om inzage in de persoonsgegevens van eiseres in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) van de Belastingdienst toegewezen. In het besluit heeft de minister een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens opgenomen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Ook heeft zij in dat bezwaarschrift verzocht om schadevergoeding.
2.1.
Met het bestreden besluit van 29 januari 2025 heeft de minister het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, het besluit in stand gelaten en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
Eiseres heeft op 29 augustus 2025 een aanvullend beroepschrift ingediend.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en mr. A. van der Linden namens de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Wat zijn de relevante feiten?
3. Voor de beoordeling van het beroep gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.1.
Met een brief van 21 januari 2023 heeft de Belastingdienst eiseres geïnformeerd dat haar gegevens in de FSV van de Belastingdienst stonden.
3.2.
De minister heeft een brief van eiseres van 15 mei 2023 aangemerkt als een verzoek op grond van artikel 15 van de AVG tot inzage in de verwerking van haar persoonsgegevens in de FSV.
3.3.
Met het besluit van 2 oktober 2023 heeft de minister een overzicht met de verwerkte persoonsgegevens in de FSV aan eiseres verstrekt. In het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit in stand gelaten.
Heeft de minister voldaan aan het verzoek om inzage?
4. Eiseres stelt dat de minister niet op een behoorlijke manier inzage heeft gegeven in de verwerkte persoonsgegevens. Het is voor eiseres nog steeds onduidelijk waarom haar persoonsgegevens in de FSV stonden. Dit is volgens eiseres in strijd met de wet, de rechtszekerheid en het motiveringsbeginsel.
4.1.
De minister stelt dat hij met het aan eiseres verstrekte overzicht heeft voldaan aan het inzageverzoek. Bij het inzagerecht gaat het concreet om het bieden van een mogelijkheid aan een betrokkene om kennis te nemen van de verwerkte persoonsgegevens, zodat deze in staat is de juistheid en de rechtmatigheid van het ter inzage gevraagde te boordelen. Het aan eiseres verstrekte overzicht is volgens de minister niet onbegrijpelijk. Het is weliswaar kort, maar het is wel een overzicht van de van eiseres verwerkte persoonsgegevens in de FSV.
Over de reden waarom eiseres in de FSV stond is volgens de minister geen informatie beschikbaar. De reden voor opneming is niet te herleiden uit de registratie.
4.2.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de AVG heeft de betrokkene recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen in die persoonsgegevens, de ontvangers, de bron en de verwerkingsdoeleinden.
4.3.
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dat degene die stelt dat er meer persoonsgegevens moeten zijn, nadat de verwerkingsverantwoordelijke onderzoek naar die persoonsgegevens heeft gedaan en niet ongeloofwaardig heeft medegedeeld dat er niet meer persoonsgegevens zijn, aannemelijk moet maken dat er wel meer persoonsgegevens moeten zijn. [1]
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de minister aan het inzageverzoek van eiseres heeft voldaan. De minister heeft een overzicht verstrekt van de persoonsgegevens van eiseres die in de FSV waren opgenomen. Dit overzicht bevatte haar BSN-nummer, achternaam en voorletters. Daarbij is vermeld dat de verwerkingsdoeleinden voortvloeien uit het toezicht dat gepaard gaat met de wettelijke taken van de Belastingdienst, namelijk het heffen, uitkeren, innen, uitoefenen van goederentoezicht en het opsporen van delicten die met die taken samenhangen. Het is de rechtbank niet gebleken dat het door de minister verstrekte overzicht onjuistheden bevat of dat anderszins niet naar behoren is gereageerd op het verzoek van eiseres. Ook zijn er geen aanwijzingen dat er nog meer persoonsgegevens beschikbaar zijn waar eiseres geen inzage in heeft gekregen. Dit geldt in het bijzonder voor de reden waarom eiseres in de FSV is geregistreerd. De rechtbank begrijpt de vragen van eiseres over haar registratie in de FSV. Zoals de minister in zijn besluitvorming en op zitting heeft toegelicht, is de aanleiding voor de registratie echter niet te achterhalen. Een nadere opdracht aan de minister op dat punt is dan ook niet zinvol. Hoe onbevredigend dat voor eiseres ook is, de minister hoeft op grond van het inzageverzoek van eiseres niet verder onderzoek te doen naar de reden van haar registratie in de FSV. [2] De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
Verzoek om schadevergoeding
5. Eiseres heeft tijdens de zitting toegelicht dat haar verzoek om schadevergoeding ziet op immateriële schade van € 500,- per half jaar, gebaseerd op de compensatieregeling uit de Wet hersteloperatie toeslagen.
5.1.
De rechtbank overweegt dat deze procedure uitsluitend betrekking heeft op het inzagerecht op grond van de AVG om in te mogen zien welke persoonsgegevens van eiseres in de FSV zijn opgenomen. Een aanspraak op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen ligt in deze procedure niet ter beoordeling. Dit betekent dat de rechtbank op dit verzoek geen inhoudelijk oordeel zal geven.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Wilbrink, griffier, op 2 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening (EU) 2016/679 (Algemene verordening gegevensbescherming):
Artikel 15
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
de verwerkingsdoeleinden;
de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
et bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
2. Wanneer persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land of een internationale organisatie, heeft de betrokkene het recht in kennis te worden gesteld van de passende waarborgen overeenkomstig artikel 46 inzake de doorgifte.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:148.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 18 juni 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2720.