Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats 1] , eiser
Samenvatting
.Eiser krijgt geen dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
- Eiser was tijdens het bezoek aanwezig en heeft de toezichthouders binnengelaten.
- Op de begane grond in de kamer voor stond een opgemaakt bed, zonder bewoner. Van dit bed hebben de toezichthouders een foto gemaakt.
- Op de begane grond in de kamer achter lag iemand te slapen. Hiervan hebben de toezichthouders geen foto gemaakt.
- Op de eerste verdieping in de kamers voor en achter lag iemand te slapen. Hiervan hebben de toezichthouders geen foto gemaakt.
- Op de tweede verdieping lag iemand in een kamer te slapen. Hiervan hebben de toezichthouders geen foto gemaakt.
- Omdat vijf kamers in gebruik waren en vier personen waren aangetroffen, hebben de toezichthouders tegen eiser gezegd dat de personen moeten worden gewekt zodat zij de personen kunnen identificeren. Volgens de rapportage verklaarde eiser hierop dat dit onnodig is, omdat de personen collega’s van elkaar zijn die zouden werken in de winkel beneden en in de shoarmazaak tegenover de woning.
- De toezichthouders concludeerden dat eiser hiermee heeft toegegeven dat in de woning vijf mensen wonen die geen duurzaam gezamenlijk huishouden vormen. De toezichthouders wezen eiser erop dat maximaal twee personen of één gezin in de woning mogen wonen en dat daarom een dwangsom verbeurt van € 4.000,-. Eén van de toezichthouders is hierna geduwd en de toezichthouders werden gemaand om de woning direct te verlaten.
- Op het moment dat de toezichthouders de woning verlieten, wilde eiser alsnog in gesprek. Dat weigerden de toezichthouders gelet op de manier hoe zij zijn behandeld tijdens de controle.
- Eiser gaf bij aanvang van de controle aan dat de overtredingen zijn beëindigd.
- In de kamer op de begane grond achter lag een koffer met kleding.
- In de kamer op de eerste verdieping achter lagen kledingstukken.
- In de kamer op de tweede verdieping stonden persoonlijke spullen en lag kleding.
- In alle kamers waar werd geslapen stond een vaste slaapgelegenheid.
- De woning was in bewoonbare staat en niet was zichtbaar dat werkzaamheden bezig waren. Nergens in de woning lag gereedschap.
Ten tweede klopt niet dat meer dan drie personen woonachtig zijn in de woning want uit een huurovereenkomst die eiser heeft aangegaan met [naam 2] blijkt dat de woning wordt bewoond door één persoon. Eiser verwijst ook naar een verklaring waarin [naam 2] verklaart dat de aangetroffen personen zijn neef en een paar vrienden zijn. De neef en vrienden bleven slapen nadat zij de dag ervoor hadden geholpen om te helpen met klussen.
Ter zitting heeft eiser gesteld dat de toezichthouders tijdens de controle de dekens van de slapende personen hebben afgetrokken en dat de toezichthouders naar hen hebben geschreeuwd. De rechtbank constateert dat eiser hiermee een andere gang van zaken schetst over de werkwijze van de toezichthouders en hun gedrag. Deze enkele niet onderbouwde stelling is echter onvoldoende om te kunnen spreken van zodanige twijfel aan de rapportages zodat deze niet ten grondslag mogen worden gelegd aan de vaststelling van de overtreding. Deze geschetste gang van zaken over de manier waarop de toezichthouders zijn omgegaan met de slapende personen, staat namelijk haaks op de inhoud van de rapportages. In de rapportages staat immers dat de toezichthouders steeds hebben besloten om de deur te sluiten en de privacy te respecteren elke keer toen een slapende persoon werd aangetroffen. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat hij een klacht heeft ingediend over het gedrag van de toezichthouders en voor de behandeling van deze klacht heeft hij een gesprek gehad, maar zijn klacht heeft volgens hem tot niets geleid. De rechtbank heeft verder geen aanknopingspunten gezien in de stukken die de door eiser geschetste gang van zaken bevestigen. Dat betekent dat het college de rapportage redelijkerwijs ten grondslag heeft mogen leggen aan het bestreden besluit.
Het betoog van eiser dat het college ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van deze verklaring slaagt verder niet. Zoals het college heeft toegelicht en zoals ook uit de rapportage blijkt, wilden de toezichthouders juist tijdens de controle onderzoeken wie deze personen waren. De rechtbank leest vervolgens dat eiser de toezichthouders op dat moment heeft aangemaand om de woning te verlaten. Uit de rapportage blijkt dus dat de toezichthouders geen kans kregen om de aangetroffen personen te controleren door het handelen van eiser zelf. Hoewel uit de rapportage ook blijkt dat eiser alsnog in gesprek wilde gaan nadat hij de toezichthouders naar buiten had gestuurd, acht de rechtbank niet onredelijk dat de toezichthouders daar niet op in wilden gaan vanwege de manier waarop zij waren behandeld. Dat de toezichthouders tijdens het bezoek geen onderzoek hebben kunnen doen naar de personen komt dus voor risico van eiser .
De verklaring van [naam 2] maakt ook niet dat het college de verklaring van eiser tijdens de controle anders had moeten interpreteren. Uit de huurovereenkomst die eiser zelf heeft overgelegd blijkt dat [naam 2] de woning huurt vanaf 1 oktober 2024, dus na de controle. Deze verklaring bevat verder geen informatie over de personen en de stelling dat zij daar tijdelijk waren om te klussen wordt niet ondersteund door de inhoud van de aanvullende rapportage. Omdat niet is gebleken dat [naam 2] huurder was tijdens de controle en omdat de verklaring onduidelijk is én niet wordt bevestigd door de inhoud van de rapportage, kan de rechtbank niet uitgaan van de geloofwaardigheid van deze verklaring.
Ook de verklaring van de eigenaar van de shoarmazaak maakt dit niet anders. Uit deze verklaring volgt niet meer dan dat de aangetroffen personen niet zouden werken voor de shoarmazaak. Dat zegt dus niets over of zij wel of niet wonen in de woning van eiser of dat zij collega’s zouden zijn voor de winkel beneden.