In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 20 december 2024. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, welke door de heffingsambtenaar ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2025 op zitting behandeld, waarbij belanghebbende en een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, omdat belanghebbende niet tijdig de parkeerbelasting heeft voldaan. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende de redelijke termijn om de parkeerbelasting te voldoen heeft overschreden, en dat het feit dat hij geen voordeel heeft behaald door later te betalen, niet betekent dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Het beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag in stand blijven. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.