ECLI:NL:RBZWB:2025:6794

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 25/12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting gemeente Tilburg

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 20 december 2024. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, welke door de heffingsambtenaar ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2025 op zitting behandeld, waarbij belanghebbende en een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, omdat belanghebbende niet tijdig de parkeerbelasting heeft voldaan. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende de redelijke termijn om de parkeerbelasting te voldoen heeft overschreden, en dat het feit dat hij geen voordeel heeft behaald door later te betalen, niet betekent dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Het beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag in stand blijven. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/12

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 20 december 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd (de naheffingsaanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [naam].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. De auto met [kenteken] stond op 6 november 2024 stil in een parkeervak aa de [straat] in Tilburg. Deze plaats is door de gemeente aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. [1]
3.1.
Tijdens een controle op diezelfde dag omstreeks 17:54 uur is door middel van een scanauto geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan. Naar aanleiding van de controle heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende vanwege het niet betalen van parkeerbelasting een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 62,38.

Motivering

4. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Hiertoe voert belanghebbende aan dat hij voor het parkeren heeft betaald. Dit heeft echter twaalf minuten in beslag genomen, omdat belanghebbende eerst een nieuw wachtwoord moest aanvragen voor de parkeerapp. Verder voert belanghebbende aan dat op de bewuste locatie geen tarief per uur geldt, maar een dagtarief van € 1. Hierdoor heeft belanghebbende geen voordeel gehad door later te betalen.
4.1.
De rechtbank overweegt dat het parkeren bij aanvang onverwijld kenbaar moet worden gemaakt. Volgens vaste rechtspraak dient de parkeerder een redelijke termijn te worden gegund die nodig is om de parkeerapparatuur in werking te stellen. De redelijke termijn vangt aan direct nadat de auto wordt geparkeerd. [2] De parkeerder moet onverwijld en ononderbroken handelingen verrichten die zijn gericht op het tijdig betalen van parkeerbelasting. Dat geldt ook als gebruik wordt gemaakt van een parkeerapp.
4.2.
Dat belanghebbende niet beschikte over de inloggegevens om de parkeerapp in werking te stellen en hij daardoor een nieuw wachtwoord moest aanvragen, komt voor zijn rekening en risico. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij uit eten ging en in afwachting van het nieuwe wachtwoord al binnen in het restaurant had plaatsgenomen. Doordat belanghebbende niet in de buurt van de auto is gebleven heeft hij het risico genomen dat in de tussenliggende tijd een parkeercontrole kon plaatsvinden. Bovendien volgt hieruit dat belanghebbende niet ononderbroken handelingen heeft verricht die zijn gericht op het tijdig betalen van parkeerbelasting. Belanghebbende had, toen hij problemen ervoer met het aanmelden via de app, de parkeerbelasting ook kunnen voldoen door gebruik te maken van een parkeerautomaat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat belanghebbende de redelijke termijn om de parkeerbelasting te voldoen heeft overschreden.
4.3.
De omstandigheid dat belanghebbende geen voordeel heeft behaald door de parkeerbelasting later te voldoen, brengt niet mee dat de naheffingsaanslag onterecht zou zijn opgelegd.
4.4.
Het voorgaande betekent dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.J.A. Miseré, griffier, op 7 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8 van de Verordening parkeerbelasting 2024 van de Gemeente Tilburg (de Verordening) gelezen in samenhang met het Aanwijzingsbesluit Betaald Parkeren 2024-2 van de Gemeente Tilburg.
2.Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Amsterdam 25 maart 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1041.