In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag bpm opgelegd van € 476, welke door belanghebbende als onterecht werd betwist. De rechtbank behandelt de vraag of de inspecteur terecht de datum van eerste toelating van het voertuig, een Jeep Renegade Limited, heeft vastgesteld op 4 augustus 2016, in plaats van de door belanghebbende voorgestelde datum van 31 maart 2015. Tijdens de zitting op 29 augustus 2025 was belanghebbende niet aanwezig, maar de rechtbank concludeert dat hij correct was uitgenodigd. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur gelijk heeft en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende niet in zijn bewijslast is geslaagd om aan te tonen dat de datum van eerste ingebruikname afwijkt van de datum eerste toelating zoals geregistreerd door de RDW. De rechtbank bevestigt de hoogte van de naheffingsaanslag en verklaart het beroep ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend en het griffierecht wordt niet teruggegeven.