In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende beoordeeld dat is ingesteld wegens het uitblijven van een dwangsombeschikking door de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. Belanghebbende had op 12 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting, maar de heffingsambtenaar heeft niet tijdig beslist. Na ingebrekestelling op 2 januari 2025, heeft de heffingsambtenaar op 28 januari 2025 alsnog uitspraak gedaan, maar belanghebbende was van mening dat de hoogte van de dwangsom te laag was vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is voor zover het gericht is tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombeschikking, omdat de heffingsambtenaar uiteindelijk een beslissing heeft genomen. Echter, het beroep is gegrond voor wat betreft de hoogte van de dwangsom, die door de rechtbank wordt vastgesteld op € 276,-. Daarnaast wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 maart 2025. De rechtbank kent ook een vergoeding van het griffierecht en proceskosten toe aan belanghebbende, die door de heffingsambtenaar moeten worden betaald.