4.2Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Bij het vaststellen van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel neemt de rechtbank als uitgangspunt voornoemd vonnis en het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, met nummer 2021303827 en bijlage bij zaaksdossier [dossier], en gebruikt deze tot het bewijs.
Met betrekking tot de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel overweegt de rechtbank het volgende.
Hennepkwekerij [plaats]
Uit de Sky-berichten van betrokkene volgt dat de hennep is geoogst kort voordat de politie de hennepkwekerij binnenviel. De rechtbank gaat uit van deze enkele hennepoogst, nu uit de berichten tevens volgt dat betrokkene geen euro had verdiend als hij was opgepakt. Op de terechtzitting heeft betrokkene verklaard dat de helft van de oogst was mislukt. Dit acht de rechtbank onaannemelijk gelet op de professionaliteit waarmee de hennepkwekerij was aangelegd en de eerdere ervaringen die verdachte met de hennepkweek had opgedaan. Daarnaast blijkt, behalve uit de verklaring van betrokkene, nergens uit dat de helft van de oogst mislukt zou zijn. Hier zijn bij het aantreffen van de hennepkwekerij of in de Sky-berichten van betrokkene geen aanwijzingen voor gevonden. Bij het vaststellen van de opbrengst van de hennepkwekerij gaat de rechtbank uit van de berekening die is gemaakt onder 4.2.2 van voornoemd rapport wederrechtelijk verkregen voordeel, waarin wordt uitgegaan van een voordeel van € 95.884,59.
De bruto opbrengst per oogst betreft:
918 planten x 28,2 gram = 25.887,60 gram hennep
25.887,60 x € 4,07 (verkoopprijs) = € 105.362,53
De in mindering te brengen kosten per oogst zijn als volgt:
Dat betekent dat het voordeel per oogst bedraagt € 105.362,53 - € 9.477,94 = € 95.884,59.
De rechtbank acht het onaannemelijk dat betrokkene als enige voordeel heeft genoten van de hennepkwekerij. Betrokkene heeft verklaard dat een ander hem hielp met het opzetten van de hennepkwekerij. Daarom stelt de rechtbank – in het voordeel van betrokkene – vast dat betrokkene de helft van het berekende voordeel heeft genoten, te weten € 47.942,29.
Verkoop cocaïne
Op grond van het in de strafzaak bewezenverklaarde feit 1 gaat de rechtbank, evenals de officier van justitie en de raadsman, ervan uit dat betrokkene in totaal 59 kilogram (blokken) cocaïne heeft verkocht. De verdediging heeft gesteld dat betrokkene daarbij slechts als tussenpersoon fungeerde en een winst van slechts € 500,- per blok heeft behaald. Dit bedrag acht de rechtbank niet aannemelijk. Bij het vaststellen van de opbrengst van de verkoop van cocaïne gaat de rechtbank uit van de berekening die is gemaakt onder 4.2.5 van voornoemd rapport wederrechtelijk verkregen voordeel (p. 15). Hierin wordt op basis van de chats de inkoopprijs per blok/kilo cocaïne gesteld op € 32.000,- en de verkoopprijs op € 34.000,- op basis van het Drugsprijzenoverzicht 2018 van het Cluster Synthetische Drugs. Deze informatie acht de rechtbank objectiever en derhalve betrouwbaarder dan de schatting van de verdediging. De rechtbank gaat daarom uit van een voordeel van € 2.000,- per kilo (blok). De rechtbank stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verkoop van cocaïne daarom vast op € 118.000,-.
De rechtbank zal – wederom in het voordeel van betrokkene – niet bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel betrekken dat betrokkene de aankoop van deze blokken cocaïne met eerder wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gefinancierd, omdat niet volledig kan worden uitgesloten dat betrokkene daarvoor (mede) het met de hennepkwekerijen (wederrechtelijk) verdiende geld heeft gebruikt.
Witwassen
In het vonnis in de hoofdzaak heeft de rechtbank vastgesteld dat betrokkene het geldbedrag van € 95.000,- met zijn eigen drugshandel heeft verdiend en voor zichzelf heeft opgehaald op 13 augustus 2020. Zijn verklaring, dat hij het geld in Antwerpen heeft afgeleverd en hiervoor 5% commissie heeft gekregen, acht de rechtbank ongeloofwaardig, omdat hiervoor geen enkele aanwijzing is. Het blijkt in ieder geval niet uit de aangetroffen Sky-berichten. Uit de Sky-berichten kan wel worden opgemaakt dat betrokkene op 2 juni 2020 cocaïne heeft verkocht en op 12 juli 2020 de hennep uit de hennepkwekerij in [plaats] heeft geoogst en ook na 13 augustus 2020 in cocaïne heeft gehandeld. Gelet op het tijdsverloop tussen deze data en 13 augustus 2020 is het onaannemelijk dat de € 95.000,- die betrokkene op 13 augustus 2020 heeft opgehaald, verband houdt met één van deze bewezenverklaarde feiten. Nu verdachte heeft verklaard dat hij de hele periode in soft- en harddrugs handelde, staat naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel (in de zin van Hoge Raad van 29 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1523) vast dat betrokkene dit bedrag met een ander door hem gepleegd drugsfeit heeft verdiend. De rechtbank stelt dan ook vast dat de € 95.000,- die betrokkene heeft opgehaald door hem behaald wederrechtelijk voordeel betreft. De rechtbank stelt het voordeel daarom vast op € 95.000,- en niet op het door de verdediging bepleite bedrag van € 4.750,-.
Huur garagebox en Audi
Betrokkene heeft gedurende meerdere maanden een garagebox en een Audi gehuurd. De rechtbank kan niet uitsluiten dat betrokkene deze betalingen deed met geld dat hij heeft verdiend met strafbare feiten, waaruit reeds hiervoor voordeel is vastgesteld. Het bedrag aan huur voor de garagebox en de Audi zal de rechtbank daarom – wederom in het voordeel van betrokkene – om dubbeltelling volstrekt uit te sluiten, niet meetellen bij de berekening van het voordeel. De rechtbank zal dit bedrag daarom buiten beschouwing laten.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de vordering van de officier van justitie niet geheel juist is. Zij zal het genoten wederrechtelijke verkregen voordeel schatten op: € 47.942,29
€ 118.000,-
€ 95.000,-
---------------- +
€ 260.942,29.