ECLI:NL:RBZWB:2025:6918
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening
Op 14 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster, die optreedt voor zichzelf en als wettelijk vertegenwoordiger van haar kleinzoon, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Verzoekers hadden een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening tegen de weigering van het college om verzoeker toe te laten tot de gemeentelijke opvang. Dit verzoek werd ingetrokken omdat het college uiteindelijk opvang heeft geboden. Verzoekers vroegen echter ook om een veroordeling van het college in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar het college zag geen aanleiding om de proceskosten te dragen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. In de uitspraak werd uiteengezet dat, wanneer een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de voorzieningenrechter kan oordelen over de proceskosten. In dit geval was de voorzieningenrechter van mening dat het college niet geheel of gedeeltelijk tegemoet was gekomen aan de verzoekers, omdat de opvang voor verzoeker niet op de gewenste wijze was geregeld. Verzoekers verbleven afzonderlijk van elkaar, wat niet voldeed aan hun verzoek om gezamenlijke opvang. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college met het regelen van opvang voor verzoeker niet aan het verzoek om voorlopige voorziening was tegemoetgekomen, en wees daarom het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De voorzieningenrechter heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen bij haar beslissing.