ECLI:NL:RBZWB:2025:6969

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 24/5779 en 25/5228
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete in verband met geschorst kenteken

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 15 oktober 2025, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 2.303 over de periode van 10 september 2022 tot en met 9 september 2023, alsook een verzuimboete van € 1.151. De rechtbank behandelt de beroepen en concludeert dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd. De rechtbank oordeelt dat het motorrijtuig, waarvan de geldigheid van het kentekenbewijs was geschorst, ten onrechte op de openbare weg was geparkeerd. De rechtbank stelt vast dat het parkeerterrein feitelijk openstond voor het openbaar verkeer, ondanks dat het op privéterrein was gelegen. De rechtbank wijst ook het bezwaar van de belanghebbende tegen de rekening motorrijtuigenbelasting af, omdat deze kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard door de inspecteur. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht heeft opgelegd en dat de beroepen ongegrond zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/5779 en 25/5228

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2025 in de zaken tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 12 juli 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 2.303 over het tijdvak 10 september 2022 tot en met 9 september 2023 (de naheffingsaanslag). Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur een verzuimboete opgelegd van € 1.151 (de verzuimboete). Daarnaast heeft de inspecteur een rekening voor de motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 10 september 2023 tot en met 9 december 2023 (de rekening mrb) naar belanghebbende verzonden. In de rekening is een te betalen bedrag van € 594 vastgesteld.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende met betrekking tot de naheffingsaanslag en verzuimboete ongegrond verklaard. Het bezwaar van belanghebbende met betrekking tot de rekening heeft de inspecteur kennelijk nietontvankelijk verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroepen op 23 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht en tot niet te hoge bedragen aan belanghebbende heeft opgelegd. Daarnaast beoordeelt de rechtbank of het bezwaar van belanghebbende tegen de rekening mrb terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende opgelegd. Het bezwaar tegen de rekening mrb is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is volgens de kentekenregistratie vanaf 2 mei 2015 tot en met 13 december 2023 houder van een motorrijtuig van het merk Landrover met het [kenteken] (het motorrijtuig). De geldigheid van het kentekenbewijs is geschorst geweest vanaf 24 november 2019 tot en met 23 november 2022 en vanaf 12 december 2022 tot en met 12 december 2023.
3.1.
Op 11 augustus 2023 om 18:30 uur is door een medewerker van de Belastingdienst geconstateerd dat het motorrijtuig geparkeerd stond op de openbare weg bij een garage, terwijl de geldigheid van het kentekenbewijs was geschorst.
3.2.
Naar aanleiding van die constatering heeft de inspecteur met dagtekening 11 maart 2024 de naheffingsaanslag en de verzuimboete opgelegd over de periode 10 september 2022 tot en met 9 september 2023.
3.3.
De inspecteur heeft met dagtekening 11 maart 2024 ook de rekening mrb over het tijdvak 10 september 2023 tot en met 9 december 2023 aan belanghebbende verzonden. Belanghebbende heeft de rekening mrb niet betaald.
3.4.
Bij uitspraken op bezwaar van 12 juli 2024 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag en de verzuimboete ongegrond verklaard en het bezwaar van belanghebbende tegen de rekening mrb kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Overwegingen

Vooraf
4. De griffie van de rechtbank heeft bij de ontvangst van het beroepschrift een zaaknummer (24/5779) toegekend aan het beroep van belanghebbende met betrekking tot de naheffingsaanslag. Ter zitting is komen vast te staan dat belanghebbende heeft bedoeld om tevens beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de rekening (een kopie daarvan was ook bij het beroepschrift gevoegd). De rechtbank heeft daarom de rekening in haar beoordeling betrokken. Voor het beroep met betrekking tot de rekening is het nieuwe zaaknummer 25/5228 toegevoegd. Er is geen aanvullend griffierecht geheven, gelet op de samenhang tussen de zaken.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
4.1.
Indien met een motorrijtuig van de weg gebruik wordt gemaakt terwijl voor dit motorrijtuig een schorsing geldt, kan motorrijtuigenbelasting (mrb) worden nageheven. [1] De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg is geconstateerd. [2] Indien blijkt dat de belasting over (een gedeelte van) de periode waarop de
naheffingsaanslag betrekking heeft voor het motorrijtuig is betaald, wordt de belasting in zoverre verminderd. [3]
4.2.
Vrijstelling van belasting wordt – kortgezegd – verleend indien bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat tijdens de schorsing gebruik van de weg is gemaakt op de dag waarop het motorrijtuig naar aanleiding van de aanvraag van een keuringsbewijs aan een keuring (zoals onder meer een APK-keuring) zal worden onderworpen. [4]
4.3.
De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg is geconstateerd. [5] Indien blijkt dat de belasting over (een gedeelte van) de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft voor het motorrijtuig is betaald, wordt de belasting in zoverre verminderd. [6]
4.4.
Belanghebbende stelt dat het motorrijtuig stond geparkeerd op het eigen terrein van de garage, en niet op de openbare weg, in verband met een APK-keuring en het verwijderen van de LPG-installatie. Er was dus geen sprake van sprake van deelname aan het verkeer, aldus belanghebbende. Bovendien was de kentekenplaat van het motorrijtuig afgeplakt. Ter onderbouwing zijn standpunt heeft hij een verklaring van de garagehouder, foto's en een kadastrale kaart van het perceel van de garage overgelegd. Verder vindt belanghebbende dat de naheffingsaanslag en de boete onevenredig hoog zijn.
4.5.
De inspecteur betwist niet dat sprake is van een privéterrein maar heeft gesteld dat desondanks sprake is van een openbare weg, aangezien niet gebleken is dat er belemmeringen zijn waaruit zou volgen dat een vrije toegang tot het parkeerterrein niet is toegestaan of niet mogelijk is.
4.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan belanghebbende wordt het gebruik van de weg niet beperkt tot deelname aan het verkeer. Ook parkeren valt onder het gebruik van de openbare weg. Onder “weg” wordt verstaan: elke voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande weg en elk zodanig pad, de in de weg of het pad liggende bruggen en duikers alsmede de tot de weg behorende paden en bermen of zijkanten. [7]
4.7.
Voor de beantwoording van de vraag of een terrein als een voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande weg moet worden aangemerkt, is beslissend of het terrein feitelijk voor het openbaar rijverkeer openstaat. Daarvoor zijn van belang de feitelijke omstandigheden, zoals of door de rechthebbende(n) wordt geduld dat het algemene rijverkeer gebruik maakt van het terrein. [8] Dat een parkeerplaats op privéterrein is gelegen, hoeft dus niet te betekenen dat geen sprake kan zijn van een weg zoals zojuist omschreven.
4.8.
Op basis van de stukken in het dossier stelt de rechtbank vast dat het gaat om een parkeerstrook rondom het garagebedrijf gelegen direct naast de openbare weg op een bedrijventerrein. Het parkeerterrein is niet afgesloten, niet voorzien van een afscheiding en direct bereikbaar vanaf de openbare weg. Daarmee staat het parkeerterrein feitelijk open voor al het openbaar rijverkeer. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheid dat het parkeerterrein niet bestemd is om op te rijden maakt niet dat geen sprake is van een weg in die zin van artikel 5 van de Wet Mrb.
4.9.
Belanghebbendes stelling dat de kentekenplaat van het motorrijtuig was afgepakt, zo dit al relevant zou kunnen zijn, kan hem niet baten, aangezien uit de foto bij het controleformulier blijkt dat de kentekenplaat in ieder geval op het moment van controle niet was afgeplakt.
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur, aan de hand van de controlefoto, aannemelijk gemaakt dat tijdens de periode van schorsing gebruik van de weg is gemaakt met het motorrijtuig.
Is de vrijstelling van toepassing?
4.11.
Belanghebbende heeft ter zitting in aanvulling op zijn beroepschrift nog aangevoerd dat het motorrijtuig is gefotografeerd op dezelfde dag waarop, volgens de met de garagehouder gemaakte afspraak, de APK keuring zou worden uitgevoerd.
4.12.
Belanghebbende heeft zijn stelling dat op de controledatum de APK keuring heeft plaatsgevonden niet met stukken onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting van de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de hier bedoelde vrijstelling van toepassing is.
4.13.
De tekst van de wet biedt geen ruimte voor een ruimere uitleg van de vrijstellingsbepaling. [9] Al hetgeen belanghebbende op dit punt heeft aangevoerd, volgt de rechtbank daarom niet.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
4.14.
De rechtbank vat de stelling van belanghebbende dat de andere op het parkeerterrein aanwezig auto’s niet zijn aangeslagen door de inspecteur, op als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende, op wie de bewijslast rust, met deze enkele stelling, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet aannemelijk gemaakt dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden.
4.15.
Ook de stelling van belanghebbende dat de controlerend ambtenaar van de Belastingdienst de hem toekomende controlebevoegdheid heeft overtreden omdat deze het privéterrein van de garagehouder zonder diens toestemming heeft betreden, baat belanghebbende evenmin. Uit de artikelen 77a, 78 en 79 van de Wet Mrb volgt dat de inspecteur ruime bevoegdheden heeft om controles te kunnen uitvoeren. De enkele omstandigheid dat de controleambtenaar mogelijk het vrij toegankelijke privéterrein van de garagehouder heeft betreden om de controlefoto te maken, maakt niet dat de inspecteur de naheffingsaanslag in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft vastgesteld. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de naheffingsaanslag te vernietigen.
Tussenconclusie naheffingsaanslag
4.16.
Nu sprake is van gebruik van de openbare weg met het motorrijtuig tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing, heeft de inspecteur terecht de naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag is bovendien over de juiste periode berekend.
Verzuimboete
4.17.
Belanghebbende is het ook niet eens met de verzuimboete en voert daartegen dezelfde gronden aan als tegen de naheffingsaanslag.
4.18.
Indien de belastingplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald, kan de inspecteur een verzuimboete opleggen van maximaal € 5.514. [10] Het gebruik van de weg met een motorrijtuig waarvoor het kentekenbewijs is geschorst moet worden gelijkgesteld met een betalingsverzuim. [11]
4.19.
De boete is in overeenstemming met de wet opgelegd. Het beboetbare feit is begaan. Belanghebbende heeft namelijk gebruik gemaakt van de openbare weg tijdens een voor de auto geldende schorsing. Alleen in geval van afwezigheid van alle schuld (avas) of een pleitbaar standpunt wordt geen boete opgelegd. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
4.20.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de boete passend en geboden is. Een verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. De rechtbank acht een boete van € 1.151 – gelet op alle omstandigheden van het geval – in dit geval passend en geboden.
Is het bewaar tegen de rekening mrb terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard?
5. Belanghebbende heeft tegen de rekening mrb bezwaar gemaakt, omdat het voertuig geschorst zou zijn. Belanghebbende heeft het in de rekening vermelde bedrag niet betaald. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen bezwaar mogelijk is tegen de rekening motorrijtuigenbelasting.
5.1.
Tegen een niet betaalde rekening mrb kan geen bezwaar worden gemaakt. Zo’n rekening is op zichzelf geen voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). [12] Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5.2.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat geen bezwaar kan worden gemaakt tegen een rekening niet betekent dat er geen rechtsbescherming is. Als belanghebbende de belasting op aangifte voldoet, kan hij bezwaar maken tegen die voldoening. Wanneer belanghebbende de verschuldigde belasting niet voldoet en daarom een naheffingsaanslag wordt opgelegd, staat ook bezwaar en beroep open tegen die naheffingsaanslag.
6. Gelet op voorgaande heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de rekening terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag, de verzuimboete en de rekening mrb in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier op 15 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 35, eerste lid, van de Wet Motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet Mrb).
2.Artikel 35, tweede lid van de Wet Mrb.
3.Artikel 35, tweede en vijfde lid, van de Wet Mrb.
4.Artikel 72, eerste lid, onderdeel m, van de Wet Mrb.
5.Artikel 35, tweede lid, van de Wet Mrb.
6.Artikel 35, tweede en vijfde lid, van de Wet Mrb.
7.Artikel 5 van de Wet Mrb.
8.Hoge Raad 11 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4801.
9.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 juli 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5439.
10.Artikel 37 van de Wet Mrb, in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
11.Hoge Raad 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:974.
12.Hoge Raad 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1172.