Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Staatssecretaris van Financiën. De eiser had beroep ingesteld omdat de staatssecretaris volgens hem niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 14 oktober 2024. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de staatssecretaris na het instellen van het beroep alsnog een besluit had genomen. Eiser had geen procesbelang meer bij de beoordeling van het besluit, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk was. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris het griffierecht van € 194,- aan eiser moest vergoeden. Deze uitspraak werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de partijen.