ECLI:NL:RBZWB:2025:7005

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
25/772
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep wegens niet tijdig beslissen op bezwaarschrift door de Staatssecretaris van Financiën

Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Staatssecretaris van Financiën. Eiser had beroep ingesteld omdat de staatssecretaris volgens hem niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 19 november 2024. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de staatssecretaris na het instellen van het beroep alsnog een besluit had genomen. Dit betekende dat eiser geen belang meer had bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en bepaalde dat de staatssecretaris het griffierecht van € 194,- aan eiser moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser had eerder verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk was verklaard wegens te late betaling van het griffierecht. Dit verzet werd gegrond verklaard, wat leidde tot de inhoudelijke beoordeling van het beroep in deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/772

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser
en

de Staatssecretaris van Financiën, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat de staatssecretaris volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 19 november 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.2.
Bij uitspraak van 17 maart 2025 heeft de rechtbank het beroep van eiser in eerste instantie niet-ontvankelijk verklaard wegens het te laat betalen van griffierecht. Eiser heeft hiertegen verzet ingesteld. Bij uitspraak van 19 juni 2025 is dit verzet gegrond verklaard omdat er een verontschuldiging voor de te late betaling van het griffierecht was. In de voorliggende uitspraak volgt een inhoudelijke beoordeling van eisers beroep wegens niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris na het instellen van het beroep – op 17 maart 2025 – alsnog een besluit heeft genomen. Eiser heeft daarom geen belang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
3.1.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.Omdat het besluit genomen is na het instellen van het beroep moet de staatssecretaris het griffierecht aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 194,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 16 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.