ECLI:NL:RBZWB:2025:7007
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak tegen de Staatssecretaris van Financiën
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 oktober 2025, wordt het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten beoordeeld. Verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn verzoek op grond van de Wet open overheid (WOO) van 13 september 2024. Dit beroep werd ingetrokken nadat de Staatssecretaris op 5 november 2024 alsnog een beslissing had genomen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Volgens de rechtbank kan een bestuursorgaan alleen in de proceskosten worden veroordeeld als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval is de Staatssecretaris tegemoetgekomen aan verzoeker door alsnog een besluit te nemen, maar de rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Dit komt omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er verder geen proceskosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank wijst erop dat de Staatssecretaris wel verplicht is om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor wenden tot de Staatssecretaris. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.