ECLI:NL:RBZWB:2025:7055

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 25/2065
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over verzoek om geheimhouding in belastingzaak met betrekking tot omzetbelasting

Op 20 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, een beslissing genomen over een verzoek om geheimhouding in een belastingzaak. De zaak betreft een naheffingsaanslag omzetbelasting die aan de belanghebbende is opgelegd voor het tijdvak van juli 2022 tot en met september 2022. De inspecteur van de Belastingdienst heeft een verzoek om geheimhouding ingediend, waarin hij stelt dat het gaat om een document dat de privacy van derden beschermt. Dit document, een 'Jaaroverzicht 2022 omzetbelasting', is door de inspecteur in een gesloten enveloppe overgelegd. De belanghebbende heeft gereageerd op het verzoek en aangegeven niet akkoord te gaan met de geheimhouding.

De geheimhoudingskamer heeft besloten om geen zitting te houden, omdat de aard van de procedure dit niet vereist. De rechtbank heeft de argumenten van de inspecteur tegen de belangen van de belanghebbende afgewogen. De geheimhoudingskamer heeft vastgesteld dat het document uitsluitend gegevens over een derde rechtspersoon bevat en geen informatie over de belanghebbende zelf. Gezien de aard van de informatie en de bescherming van de privacy van de derde rechtspersoon, heeft de rechtbank besloten het verzoek om geheimhouding toe te wijzen. De beslissing is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/2065
beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Het verzoek

1. De inspecteur heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend en bij brief van 23 juni 2025 een verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb gedaan. In de brief is het verzoek om geheimhouding toegelicht. Bij de brief heeft de inspecteur een gesloten enveloppe overgelegd met daarin een stuk dat volgens hem geheimgehouden moet worden. Het stuk is te omschrijven als ‘Jaaroverzicht 2022 omzetbelasting’. De rechtbank heeft een afschrift van het verweerschrift en van de begeleidende brief aan belanghebbende verstrekt. De hoofdzaak ziet kortgezegd op de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak juli 2022 tot en met september 2022 die aan belanghebbende is opgelegd.
1.1.
De inspecteur heeft als redenen voor het verzoek aangevoerd de bescherming van de privacy van derden en de geheimhoudingsplicht van de inspecteur in dat verband.
1.2.
Bij brieven van 5 augustus 2025 en 31 augustus 2025 heeft belanghebbende gereageerd op het verzoek om geheimhouding en verklaard niet akkoord te gaan met geheimhouding van het stuk.

Overwegingen

Geen zitting
2. De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen. [1] De geheimhoudingskamer komt tot dit oordeel omdat belanghebbende zich voldoende op schrift heeft kunnen uitlaten over de door de inspecteur aangevoerde redenen voor geheimhouding.
Kader voor beoordeling
2.1.
De omstandigheid dat een stuk behoort tot de op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb brengt in beginsel met zich dat dit stuk in zijn geheel en ongeschoond dient te worden overgelegd. Hetgeen is bepaald in artikel 8:29 van de Awb biedt aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van (delen van) stukken te weigeren (geheimhouding) of de geheimhoudingskamer mede te delen dat uitsluitend de rechter die de hoofdzaak beslist (de hoofdkamer) kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).
2.2.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid worden betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen) van die stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek
2.3.
De geheimhoudingskamer stelt voorop dat de beoordeling of een stuk is aan te merken als een op de zaak betrekking hebbend stuk in de zin van artikel 8:42 van de Awb en door de inspecteur moet worden overgelegd toebehoort aan de hoofdkamer. In het onderstaande toetst de geheimhoudingskamer alleen of geheimhouding van het geheimgehouden stuk gerechtvaardigd is, waarbij wordt verondersteld dat het stuk een op de zaak betrekking hebbend stuk is.
2.4.
De geheimhoudingskamer heeft kennisgenomen van het geheimhouden stuk. Het stuk is vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming tegenover de afweging van de inspecteur om het stuk geheim te houden.
2.5.
Het stuk ziet volledig op een derde rechtspersoon en haar aangiftegegevens omzetbelasting over het jaar 2022, zoals de per tijdvak aangegeven omzetbelasting en als voorbelasting in aftrek gebrachte omzetbelasting. Het stuk bevat geen gegevens over belanghebbende. Het verzoek om geheimhouding van het stuk wordt toegewezen omdat het zonder beperkte kennisneming overleggen van het stuk met zich brengt dat de belangen van de derde rechtspersoon onevenredig in het gedrang komen of worden geschaad. Het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming weegt in dit geval minder zwaar dan het belang bij geheimhouding.

Beslissing

De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding toe.
Deze beslissing is genomen door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 20 oktober 2025. De beslissing is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze beslissing is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1593, r.o. 3.31.