ECLI:NL:RBZWB:2025:706

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/02/424339 / FA RK 24-3122
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot adoptie van een meerderjarige wegens ontbreken van bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de afwijzing van een verzoek tot adoptie van een meerderjarige. De man, die getrouwd is met de vrouw, verzocht om adoptie van de meerderjarige [meerderjarige], die op dat moment 25 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die een afwijking van het minderjarigheidsvereiste in artikel 1:228 lid 1 onder a BW rechtvaardigden. De man en de vrouw hadden eerder de wens geuit om de adoptie te regelen, maar hadden dit verzoek pas ingediend toen [meerderjarige] al meerderjarig was. De rechtbank constateerde dat de man en de vrouw op de hoogte waren van de wettelijke vereisten voor adoptie en dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. De rechtbank erkende de sterke sociale band tussen de man en [meerderjarige], maar oordeelde dat de wettelijke bepalingen geen ruimte boden voor adoptie van een meerderjarige zonder dat aan de voorwaarden was voldaan. De rechtbank wees het verzoek af, waarbij werd opgemerkt dat [meerderjarige] de mogelijkheid had om haar achternaam te wijzigen via Dienst Justis, en dat de afwijzing van het verzoek geen ongeoorloofde inbreuk op haar familieleven betekende. De beslissing werd genomen door mr. Dijkman, rechter en kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Duerink-Bottinga.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/424339 / FA RK 24-3122
datum uitspraak: 10 februari 2025
beschikking betreffende stiefouderadoptie
in de zaak van
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H. Mink te Oost-Souburg .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de juridische vader] ,
hierna te noemen: de juridische vader,
wonende te [plaats 1] ,
[meerderjarige] ,
hierna te noemen: [meerderjarige] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 4 juli 2024 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 19 november 2024. Bij die gelegenheid is gekomen de man, bijgestaan door zijn advocaat. Ook waren aanwezig de vrouw en [meerderjarige] .
Alhoewel correct opgeroepen is de juridische vader niet verschenen.

2.De feiten

2.1
De vrouw is getrouwd geweest met de juridische vader.
2.2
Uit dit huwelijk is [meerderjarige] geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] .
2.3
In het huwelijk van de vrouw en de juridische vader is bij beschikking van de rechtbank Middelburg van 1 juli 2009 de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 13 juli 2009 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.5
De man en de vrouw zijn op 28 april 2012 in de gemeente Middelburg met elkaar gehuwd.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
- de adoptie van de meerderjarige [meerderjarige] geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] door verzoeker wordt toegestaan;
- dat de meerderjarige na de adoptie de [familienaam van de man] zal dragen.
3.2
De juridische vader voert geen verweer tegen het verzoek.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

De standpunten
4.1
Door en namens de man wordt in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. [meerderjarige] is nu, ten tijde van de indiening van het verzoek, 25 jaar oud. Toen zij 10 jaar was zijn de vrouw en de juridische vader gescheiden. De man en de vrouw zijn in 2012 met elkaar gehuwd. Sinds 2010 heeft [meerderjarige] bij de man en de vrouw ingewoond, waarna zij in 2021 op zichzelf is gaan wonen. Er is dan ook sprake van family life tussen de man en [meerderjarige] , omdat zij gedurende langere tijd in familieverband met elkaar hebben geleefd. De man wil [meerderjarige] graag adopteren maar zij is inmiddels meerderjarig. Op grond van vaste rechtspraak geldt dat in het geval dat niet is voldaan aan het minderjarigheidsvereiste uit artikel 1:228 BW, sprake moet zijn van zeer bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van deze voorgaande bepaling rechtvaardigen. De vraag ligt voor of een weigering om de adoptie in dit geval toe te staan een geoorloofde inmenging is in het gezins- of familieleven of privé-leven van de man met [meerderjarige] . Naar het oordeel van de man doen zich zulke bijzondere omstandigheden voor. Het gedrag van de juridische vader voor en na de scheiding heeft tot trauma’s geleid bij [meerderjarige] waarvoor zij EMDR-therapie heeft gevolgd. Zo sloeg de juridische vader de vrouw meerdere malen en had hij last van waanbeelden. [meerderjarige] heeft op jonge leeftijd alcohol moeten drinken van haar juridische vader en vriendjes en vriendinnetjes mochten niet bij [meerderjarige] thuis komen spelen. De man, de vrouw en [meerderjarige] zijn langdurig gestalkt door de juridische vader en ook heeft de juridische vader spullen van [meerderjarige] op straat gegooid. [meerderjarige] heeft jarenlang last van nachtmerries gehad over haar vader. Door een deskundige is bij [meerderjarige] PTSS vastgesteld. Zij is daarvoor onder behandeling geweest bij Emergis. Ook heeft [meerderjarige] jarenlang psychische klachten gehad als gevolg van het gedrag van haar juridische vader. [meerderjarige] heeft jarenlang in angst geleefd voor haar vader. Door de traumatische ervaringen met haar juridische vader heeft [meerderjarige] hechtingsproblemen met de man gekend. Bij de man, en de vrouw, bestaat al jarenlang de wens om tot adoptie van [meerderjarige] over te gaan. Gedurende de hele periode van het 10e levensjaar van [meerderjarige] tot nu is er de wens tot adoptie geweest. De angsten voor de juridische vader waren echter te groot om tot indiening van een verzoek over te gaan. De juridische vader leed waarschijnlijk aan psychische problematiek en er was sprake van excessief alcoholgebruik. De man heeft zich vanaf de eerste dag hard gemaakt voor [meerderjarige] en tussen hen is een hechte familierelatie ontstaan. De heftige gebeurtenissen rondom de juridische vader hebben de relatie tussen man, de vrouw en [meerderjarige] hechter gemaakt. De man en [meerderjarige] wensen die relatie formeel te bekrachtigen door adoptie. Deze adoptie heeft mede tot gevolg dat de door [meerderjarige] verafschuwde achternaam komt te vervallen. Ook wil [meerderjarige] graag dat zij te zijner tijd niet onder haar huidige achternaam hoeft te trouwen met haar vriend. De man en [meerderjarige] voelen zich nu pas sterk genoeg om het verzoek tot adoptie in te dienen.
4.2
De vrouw voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij in 2012 ziek is geworden. Bij de vrouw werden beschadigingen in haar hersenen en een tumor in haar lever ontdekt. Ook was er bij de vrouw sprake van vernauwing in haar ruggenmerg en uitval in haar benen. Ook werd de vrouw met astma geconfronteerd. In deze periode kon de vrouw het niet aan om een verzoek tot adoptie van [meerderjarige] door de man in te dienen. De vrouw kon het mentaal niet aan om de confrontatie met de man aan te gaan rondom de adoptie van [meerderjarige] . Naarmate [meerderjarige] ouder werd vond de vrouw meer een plekje om de gebeurtenissen rondom de man te kunnen verwerken. De vrouw hoopt dat de man [meerderjarige] nu alsnog kan adopteren omdat deze wens tot adoptie al heel lang bestaat.
4.3
[meerderjarige] verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat ze al 15 jaar lang geen contact heeft gehad met haar juridische vader en dat zij hem nooit als een vader heeft gezien. De man is altijd een vader voor [meerderjarige] geweest. Toen [meerderjarige] 11 of 12 jaar oud was heeft ze tegen haar moeder en de man verteld wat er allemaal heeft gespeeld in de situatie bij haar vader thuis. [meerderjarige] heeft zulke heftige trauma’s meegemaakt dat zij EMDR-therapie heeft moeten ondergaan. Toen ze naar de middelbare school ging had ze problemen op sociaal-emotioneel gebied. Ze heeft zich heel kwetsbaar gevoeld. Gaandeweg deze periode heeft ze gemerkt dat ze beschadigd is door haar negatieve ervaringen met haar juridische vader. [meerderjarige] heeft ook een behandeling gehad bij [behandelcentrum], maar daar had zij niet de juiste klik met de hulpverleners. Toen ze 16 was is ze [opleiding] gaan studeren aan de [hogeschool] in [plaats 2]. Ze werkte toen in de horeca en ineens stond haar juridische vader onverwachts voor haar neus. Ze werd misselijk en bang en kon niet meer goed functioneren. Na haar studie is ze in de jeugdzorg gaan werken als jeugdconsulente. Ze doet het werk heel graag. Helaas werd ze geconfronteerd met gezondheidsproblemen en daardoor is ze haar baan kwijtgeraakt. Haar lichaam laat haar helaas in de steek. Nu met de start van deze procedure zijn haar PTSS-klachten weer toegenomen. Volgende week start ze weer met een sessie van EMDR-therapie. [meerderjarige] heeft wel contact met haar halfbroer [naam], ook hij heeft geen contact meer met hun juridische vader. [meerderjarige] wil heel graag dat haar stiefvader haar kan adopteren. Zij wil af van het idee dat als haar iets overkomt, haar juridische vader rechten heeft richting haar kinderen, mocht ze die krijgen in de toekomst. Ze schaamt zich ook heel erg voor haar achternaam. Deze naam roept bij haar allerlei negatieve emoties op. Ze hoopt dan ook heel erg dat de rechtbank het verzoek van de man toewijst.
De inhoudelijke beoordeling
4.4
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat [meerderjarige] op de dag van de indiening van het verzoek van de man tot adoptie 25 jaar oud was, en daarmee dus al een zeer geruime tijd meerderjarig was. Adoptie van een meerderjarige is naar Nederlands recht uitgesloten. Het is dus op grond van nationaalrechtelijke bepalingen voor de man niet mogelijk om [meerderjarige] te adopteren. Beoordeeld dient te worden of de nationaalrechtelijke bepaling tot weigering van een adoptie van een meerderjarige buiten toepassing dient te blijven wegens strijd met het internationale recht, meer in het bijzonder met het EVRM. Aan artikel 8 lid 1 EVRM kan geen ongeclausuleerd recht op adoptie worden ontleend. Aan artikel 8 lid 1 EVRM kan wel het recht op bescherming van het gezinsleven tussen een (stief)ouder en een door hem of haar in het gezin opgenomen kind worden ontleend, maar niet het recht om dat kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de door de wet in de artikelen 1:227 en 1:228 BW aan adoptie gestelde vereisten en voorwaarden (HR 30 juni 2000, NJ 2001, 103). De Hoge Raad heeft deze zogenaamde ‘strikte lijn’ nadien gehandhaafd zoals blijkt uit de uitspraak van 25 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5053 en de bijbehorende conclusie van A-G Vlas. Bevestigd werd dat het de rechtsvormende taak van de rechter ver te buiten gaat, indien adoptie van meerderjarigen zou worden toegestaan door de in artikel 1:228 lid 1 onder a BW aangegeven leeftijdsgrens op te rekken. Nu vaststaat dat artikel 8 EVRM geen recht op adoptie garandeert, dient er sprake te zijn van zeer bijzondere omstandigheden op grond waarvan een terzijdestelling van artikel 1:228 lid 1 onder a BW is gerechtvaardigd. In lagere rechtspraak is in een enkel geval tot terzijdestelling van artikel 1:228 lid 1 onder a BW besloten op grond van zeer bijzondere omstandigheden, waaronder die van een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die een afwijking rechtvaardigen.
4.5
Voor een terzijdestelling van het minderjarigheidsvereiste in artikel 1:228 lid 1 onder a BW dient sprake te zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding. Dit betekent dat sprake moet zijn van gegronde en te rechtvaardigen omstandigheden die buiten de risicosfeer van de verzoeker liggen, zoals overmacht of objectieve belemmeringen. De rechtbank constateert dat de man pas om adoptie heeft verzocht op het moment dat [meerderjarige] reeds 25 jaar oud was en zij al jaren zelfstandig woonde. De vraag is waarom de man dat verzoek niet eerder heeft gedaan, nu hij reeds met [meerderjarige] een gezin vormde vanaf haar tiende jaar. Dit geldt temeer nu zowel de man als de vrouw tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard dat zij eerder het voornemen hadden om een verzoek tot adoptie van [meerderjarige] in te dienen gedurende haar minderjarigheid en dat zij er dus van op de hoogte waren dat een verzoek tot adoptie gedurende de minderjarigheid van [meerderjarige] had moeten worden ingediend. Ook hebben zij verklaard dat zij ervan op de hoogte waren dat adoptie in beginsel slechts mogelijk was gedurende de minderjarigheid van [meerderjarige] . Er is dus geen sprake van een geringe termijnoverschrijding. De door de man, de vrouw en [meerderjarige] aangehaalde gebeurtenissen rondom de juridische vader waar zij veel angst van hebben ervaren, dateren vanuit de basisschooljaren van [meerderjarige] . Door de man zijn bij het verzoekschrift stukken overgelegd maar deze stukken dateren al van 2010. Ook de door de vrouw aangevoerde gezondheidsklachten dateren van een geruime tijd terug, namelijk 2012 en 2013. Niet onderbouwd is waarom er na 2013 tot aan 4 juli 2024, de datum dat onderhavig verzoek is ingediend, gewacht is met de indiening van het verzoek tot adoptie. [meerderjarige] is in 2016 meerderjarig geworden. De man heeft nog bijna 8 jaar gewacht met indiening van het verzoek. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is derhalve geen sprake.
4.6
De rechtbank is voorts van oordeel dat de door de man aangevoerde feiten en omstandigheden niet dermate uitzonderlijk zijn dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het familieleven in de zin van artikel 8 lid 1 EVRM. Hoewel de rechtbank de diepe wens van [meerderjarige] om door de man te worden geadopteerd teneinde het juridisch vaderschap van de man te realiseren kan begrijpen, ziet de rechtbank wettelijk gezien geen mogelijkheid om die wens te honoreren. De sterke sociale band tussen de man en [meerderjarige] blijft ook bestaan zonder deze juridische bevestiging. [meerderjarige] heeft aangevoerd dat zij zich erg schaamt voor haar achternaam en dat deze negatieve associaties bij haar oproept. Voor [meerderjarige] bestaat echter de mogelijkheid om een verzoek tot wijziging van haar achternaam bij Dienst Justis in te dienen. Daarbij komt dat een eventuele toewijzing van het verzoek tot adoptie niet maakt dat [meerderjarige] nooit meer met de naam ‘[familienaam van de juridische vader]’ wordt geconfronteerd. Zo blijft deze naam ook na een adoptie nog op de geboorteakte van [meerderjarige] vermeld staan. De adoptie door de man heeft alleen een latere vermelding op de geboorteakte tot gevolg, zoals ook bij een geslachtsnaamwijziging het geval is. Ook de aangevoerde omstandigheden dat [meerderjarige] al 15 jaar geen contact meer met haar juridische vader heeft gehad, dat de juridische vader instemt met de adoptie van [meerderjarige] door de man en geen verweer heeft gevoerd en dat [meerderjarige] niets meer van de juridische vader te verwachten heeft, zijn op zichzelf niet te kwalificeren als zeer bijzondere omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen. Daarbij komt dat aan deze omstandigheden – juist vanwege de meerderjarigheid van [meerderjarige] – minder gewicht dient te worden toegekend. Volgens artikel 1:228 onder f BW speelt de verzorging en opvoeding van de minderjarige door de adoptant een belangrijke rol. Het stadium van de verzorging en opvoeding van [meerderjarige] door de man is, gelet op haar leeftijd en het feit dat zij een stabiele, zelfstandige vrouw is met de wens tot het vormen van een gezin, ruimschoots gepasseerd. Dat de man ook nu nog een belangrijke rol in het leven van [meerderjarige] speelt, doet daaraan niet af. Bovendien kunnen eventuele erfrechtelijke consequenties van de afwijzing van het verzoek worden ondervangen door het opstellen van een testament, zodat ook dit argument niet tot een ander oordeel leidt.
4.7
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek zal afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2025 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.