ECLI:NL:RBZWB:2025:7094

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
02-120358-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van 40 kg cocaïne met verweren omtrent opzet en chain of evidence

Op 20 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk invoeren van ongeveer 40 kilogram cocaïne. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 19 september en 6 oktober 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E. Kool, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, had de cocaïne in zijn auto vervoerd vanuit België naar Nederland. De rechtbank concludeerde dat de cocaïne in de auto was aangetroffen en dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de aanwezigheid ervan, gezien de hoeveelheid en de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/120358-25
vonnis van de meervoudige kamer van 20 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de PI [locatie]
raadsman mr. G. Koppen, advocaat te Eindhoven

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 19 september 2025 en 6 oktober 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E. Kool, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van ongeveer veertig kilo cocaïne.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd. De cocaïne is in de auto waarin verdachte reed aangetroffen. De dozen die op de foto staan op pagina 3 van het na de zitting van 19 september 2025 toegevoegde proces-verbaal van het Team Bijzondere Bijstand Douane van 18 april 2025, zien er exact hetzelfde uit als de dozen die in de auto van verdachte stonden. De daarin aangetroffen blokken zijn getest en daaruit is gebleken dat het cocaïne is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Er kan ook op grond van de aanvullende stukken geen koppeling gemaakt worden tussen de SIN-nummers van de geteste cocaïne en de aangetroffen blokken in de dozen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Voor een bewezenverklaring van het invoeren van verdovende middelen als bedoeld in artikel 2 onder A van de Opiumwet moet kunnen worden vastgesteld dat deze middelen het grondgebied van Nederland binnen zijn gebracht, dat verdachte daarvan wetenschap heeft gehad en dat deze middelen zich binnen zijn machtssfeer bevonden. Hieronder wordt ook begrepen de situatie waarin verdachte de aanmerkelijke kans op de aanwezigheid van cocaïne bewust heeft aanvaard.
De rechtbank stelt vast dat op 18 april 2025 een auto voorzien van het Nederlandse [kenteken] een ANPR-melding gaf bij de grensovergang op de rijksweg A16 Nederland in. De auto is in de ANPR geplaatst, omdat deze in verband werd gebracht met ondermijnende criminaliteit. De auto kwam vanuit België de grens over naar Nederland en is door de politie staande gehouden in Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk. Verdachte was op dat moment de bestuurder en enige inzittende van de auto. De auto is door de politie doorzocht. Tijdens de doorzoeking zijn in de kofferbak 4 verhuisdozen aangetroffen. In deze dozen zaten in totaal 40 getapete bruine pakketten. Het totale nettogewicht van deze pakketten bedroeg 39,9 kilo. De vraag die eerst moet worden beantwoord is of deze pakketten cocaïne bevatten.
Chain of evidence
Uit het proces-verbaal PL2000-2025098783-3 blijkt dat de in de auto aangetroffen verdovende middelen (“40 pakketten in koffer aangetroffen verdeeld in 4 dozen”) op
18 april 2025 door de politie in beslag zijn genomen onder [goednummer]. De politie heeft foto’s genomen van de dozen en pakketten, die zijn opgenomen als foto 2 en 3 bij dit proces-verbaal.
Uit het proces-verbaal 2504181530.AMB blijkt dat de dozen met daarin de pakketten op 18 april 2025 zijn overgenomen van de politie door Team Bijzondere Bijstand Douane. Bij dit proces-verbaal is een bewijs van ontvangst gevoegd, waaruit blijkt dat er 4 dozen met daarin in totaal 40 pakketten, geregistreerd onder [goednummer], zijn ontvangen.
Uit het proces-verbaal volgt verder dat er 5 monsters van ongeveer 3 gram poeder zijn genomen, welke zijn voorzien van SIN-nummers. De monsters zijn verpakt in gripzakjes. Deze 5 gripzakjes zijn vervolgens onder begeleiding van een aanvraagformulier naar het Douanelaboratorium gegaan. De SIN-nummers staan niet vermeld in de tekst van dit proces-verbaal. Wel is er een bijlage gevoegd bij het proces-verbaal genaamd ‘Aanvraagformulier monsteronderzoek belastingdienst/douane laboratorium’. Op dit formulier staat vermeld: de zaaknaam ‘Diverse zaken 19 40 kg LX voertuigcontrole’, dat het om 40 pakketten van vermoedelijk cocaïne gaat en 5 stickers met daarop de SIN-nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] .
De rechtbank beschikt verder over het proces-verbaal [kenmerk 1] , met daarin een fotografische vastlegging van de handelingen verricht door Team Bijzondere Bijstand Douane zoals beschreven in het proces-verbaal 2504181530.AMB. Dit proces-verbaal bevat een foto met kenmerk [kenmerk 2] van de van de politie ontvangen dozen en een foto met kenmerk [kenmerk 3] van de in bruine tape omwikkelde pakketten. De dozen op deze foto zien er hetzelfde uit als de dozen op foto 2 van het eerdere proces-verbaal van politie met nummer PL2000-2025098783-3. Het proces-verbaal van het Team Bijzondere Bijstand Douane bevat daarnaast ook een foto met kenmerk [kenmerk 4] , waarop de 5 gripzakjes zijn te zien, alsmede 5 stickers met daarop SIN-nummers. Deze SIN-nummers zijn echter niet goed leesbaar.
Uit het rapport van het Douanelaboratorium met zaaknaam ‘Diverse zaken 19 40 kg LX voer’ blijkt dat deze van Team Bijzondere Bijstand Douane een verzegelde zak met 5 gripzakjes met de SIN-nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] ontving. De inhoud van de gripzakjes is onderzocht en hierbij werd vastgesteld dat het materiaal van alle SIN-nummers cocaïne bevatte.
Uit het voorgaande en het hiernavolgende blijkt volgens de rechtbank voldoende duidelijk dat de door de Douane onderzochte verdovende middelen dezelfde zijn als de door de politie in de auto aangetroffen en inbeslaggenomen verdovende middelen. Zo betreffen het qua uiterlijk precies dezelfde dozen, gaat het zowel bij de politie als de douane om [goednummer] en komen de BVH-nummers met elkaar overeen. Verder luidt de zaaknaam ‘Diverse zaken 19 40 kg LX voertuigcontrole’ op het Aanvraagformulier monsteronderzoek douane laboratorium' nagenoeg hetzelfde als de zaaknaam ‘Diverse zaken 19 40 kg LX voertuig’ van het Douane laboratorium. Ook corresponderen de SIN-nummers op dit aanvraagformulier met de nummers vermeld in het rapport van het Douanelaboratorium. Het feit dat de SIN-nummers op de foto in proces-verbaal [kenmerk 1] niet goed leesbaar zijn, doet aan het voorgaande niet af.
Kortom, de 40 bij verdachte in de auto aangetroffen pakketten bevatten cocaïne.
Opzet
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden verklaard dat verdachte opzettelijk cocaïne heeft ingevoerd. Om het bestanddeel ‘opzettelijk’ te kunnen bewijzen, is vereist dat verdachte op enige manier wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de harddrugs in de auto die hij bestuurde en dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden. Dit laatste staat buiten kijf, nu verdachte de enige inzittende en bestuurder van de auto was en hij wist dat de goederen in de kofferbak lagen. Verdachte heeft ontkend dat hij wist dat het cocaïne was. Hij heeft aangegeven dat hij wel wist dat het niet in de haak was wat hij moest vervoeren, omdat hij € 2.500, - cash zou krijgen voor de rit. Verdachte wil verder niet verklaren over de personen die hem aan deze rit hebben geholpen of daar op andere wijze bij betrokken zijn geweest. De rechtbank hecht geen waarde aan de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er cocaïne in de dozen zat. Vast staat dat verdachte met ongeveer 40 kilo cocaïne in zijn kofferbak vanuit België naar Nederland is gereden. Deze hoeveelheid heeft een straatwaarde van ongeveer 1 miljoen euro. Op basis van de algemene ervaringsregel dat de bestuurder, en enige inzittende van een auto waarin zich een niet onaanzienlijke hoeveelheid drugs bevindt, met de aanwezigheid daarvan bekend geacht mag zijn, kan opzet op het vervoeren daarvan bewezen worden, zie hiervoor HR 25 november 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9587, NJ 1987, 493.
In dit geval gaat het om de opzet op het invoeren van cocaïne. In lijn met het arrest van de Hoge Raad kan op basis van de algemene ervaringsregel worden aangenomen dat verdachte bekend was met de aanwezigheid van de grote hoeveelheid drugs, in dit geval cocaïne. Dit wordt pas anders indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring aflegt waaruit een ander beeld naar voren komt. Daarvan is geen sprake. Verdachte heeft immers niet willen vertellen van wie hij de dozen heeft gekregen en geeft verder ook geen informatie over wie zijn contacten zijn. Gelet op het vorenstaand acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk ongeveer 40 kilo cocaïne heeft ingevoerd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 april 2025 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
ongeveer 40 kilogram, cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een veroordeling een gevangenisstraf van ongeveer 24 maanden op te leggen, al dan niet met een deel voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het invoeren van bijna 40 kilo cocaïne. Dat is een ernstig strafbaar feit. Het is algemeen bekend dat harddrugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Daarnaast gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit en is de handel in harddrugs regelmatig de oorzaak van geweldsexplosies, waarmee ook onschuldige en nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd. Het voorgaande is ook de reden dat er op het verhandelen en invoeren van harddrugs zware straffen zijn gesteld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verdachte is wel in 2022 in Spanje veroordeeld voor een drugsgerelateerd feit.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies over verdachte van 3 september 2025. Hieruit komt naar voren dat er op de verschillende leefgebieden geen problemen worden gesignaleerd. De reclassering overweegt dat verdachte in staat wordt geacht de juiste keuzes te kunnen maken. Er worden geen indicaties gezien voor het inzetten van reclasseringsinterventies. De reclassering adviseert derhalve een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De oriëntatiepunten gaan voor het invoeren van meer dan 20 kilo harddrugs uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden of meer. De rechtbank slaat verder acht op de straffen die in vergelijkbare gevallen, rekening houdend met de rol en plaats van verdachte in de organisatie, voor overtreding van artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet doorgaans worden opgelegd.
De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de volgende omstandigheden. Verdachte is jong en heeft een vrouw en twee jonge kinderen. Voor zijn kinderen is hij een aanwezige vader en kostwinner van het gezin. Verdachte heeft ter zitting openheid van zaken gegeven. Hij heeft bekend uit angst voor financiële problemen iets gedaan te hebben waarvan hij wist dat het foute boel was, om zo snel geld te verdienen. Daarmee neemt hij tot op zekere hoogte verantwoordelijkheid voor het door hem gepleegde strafbare feit. Hij heeft bovendien spijt getoond voor wat hij heeft gedaan en komt daarin op de rechtbank oprecht over. Daarnaast is hij als koerier weliswaar een onmisbare schakel in de drugshandel geweest, maar is zijn rol tegelijkertijd relatief beperkt. De koerier is in het algemeen immers niet degene die de grote winst opstrijkt en wordt door mensen die de drugstransporten opzetten juist vaak misbruikt.
De rechtbank legt, alles afwegende, aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaar op, met aftrek van het voorarrest. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank legt daarmee een hogere straf op dan door de officier van justitie is geëist. Gelet op het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank de door de officier van justitie geformuleerde eis, mede vanuit het oogpunt van generale preventie, niet passend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier jaar.
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. S.H. Stein, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en ondertekend door de voorzitter.
Mr. Wijffels en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 18 april 2025 te Zevenbergschen Hoek, gemeente Moerdijk
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
ongeveer 40 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet )