ECLI:NL:RBZWB:2025:7225

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
22/2127
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag dempen sloot door waterschap Brabantse Delta

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eisers, [eiser 1] V.O.F. en [eiser 2], voor het dempen van een sloot (B-water) ter hoogte van [adres 1] in [plaats]. De rechtbank heeft geoordeeld dat het waterschap de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eisers zijn het niet eens met deze afwijzing en hebben verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 september 2025, waarbij ook andere zaken zijn gevoegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor een watervergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, waardoor de Waterwet van toepassing blijft. De rechtbank heeft de argumenten van eisers beoordeeld, waaronder de stelling dat de watergang geheel op hun perceel ligt en dat de demping zou helpen tegen verdroging van hun percelen. Het waterschap heeft echter aangetoond dat demping van de sloot zou leiden tot wateroverlast op het perceel van een derde partij, wat in strijd is met de doelstellingen van de Waterwet. De rechtbank concludeert dat het waterschap de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat de beroepsgronden van eisers niet slagen. Het beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eisers geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2127

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] V.O.F. en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. P.A.M. van Hoef),
en

het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta (het waterschap)

(gemachtigde: mr. M.L.A. Sluiter).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] , uit [plaats] (de derde partij),
(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eisers voor het dempen van een sloot (B-water met [leggercode 1] ) ter hoogte van [adres 1] in [plaats] . Eisers zijn het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het waterschap de aanvraag terecht heeft afgewezen
.Eisers krijgen geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eisers hebben een aanvraag ingediend voor het dempen van een sloot (B-water met [leggercode 1] ) ter hoogte van [adres 1] in [plaats] . Het waterschap heeft deze aanvraag met het besluit van 11 juni 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 maart 2022 op het bezwaar van eisers is het waterschap, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften, bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het waterschap heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 september 2025 op zitting behandeld, gelijktijdig met de gevoegde zaken BRE 21/5245 en BRE 24/7869. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het waterschap, de derde partij en de gemachtigde van de derde partij.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit, onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inwerkingtreding Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag voor een watervergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
4.1.
De aanvraag voor een watervergunning is gedaan voor 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Waterwet, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Is de aanvraag voor het dempen van de sloot [leggercode 1] terecht afgewezen?
5. Eisers wonen aan de [adres 2] en [adres 3] en exploiteren een agrarisch bedrijf ( [eiser 1] ) aan de [adres 1] in [plaats] .
6. Eisers voeren aan dat het bestreden besluit op een onjuiste feitelijke grondslag berust, omdat de watergang [leggercode 1] volgens hen geheel op hun perceel ligt. Zij wijzen op een perceelgrenspaal die volgens hen bij de ruilverkaveling is geplaatst. Verder stellen zij dat het waterschap artikel 6.21 van de Waterwet te beperkt heeft toegepast door uitsluitend het belang van de derde partij te betrekken en niet de bredere doelstellingen van de Waterwet. Ook voeren zij aan dat onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen van de in 2015 gelegaliseerde demping van de [watergang], die volgens hen tot verdroging van hun percelen heeft geleid. Tot slot menen eisers dat de actuele hydrologische situatie onjuist is beoordeeld en dat het besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en gemotiveerd.
6.1.
Het waterschap stelt dat de vergunning terecht is geweigerd. [leggercode 1] is volgens de legger een B-watergang die deel uitmaakt van het watersysteem en die noodzakelijk is voor de afvoer en berging van water en voor de ecologische functies in het gebied. Demping van deze watergang zou ertoe leiden dat waterafvoer wordt belemmerd, waardoor wateroverlast ontstaat op het perceel van de derde partij. Daarmee wordt de waterhuishouding in het gebied geschaad.
Het waterschap wijst erop dat de ligging van [leggercode 1] in de legger en kadastrale gegevens is vastgelegd. Dat eisers menen dat de watergang geheel op hun perceel ligt, doet hier niet aan af. Verder merkt het waterschap op dat de door eisers aangehaalde demping in 2015 betrekking had op [leggercode 2] en geen verband houdt met de huidige aanvraag. Volgens het waterschap zijn de belangen van eisers meegewogen, maar wegen de waterstaatkundige en ecologische belangen zwaarder. Het besluit is zorgvuldig voorbereid en berust op een deugdelijke motivering.
7. De rechtbank overweegt dat voor het dempen van een oppervlaktewaterlichaam van de categorie B (B-water) een vergunning is vereist. [1] Een vergunning wordt geweigerd voor zover de verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in de Waterwet, te weten: voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. [2] Het waterschap kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een vergunning. [3]
7.1.
De rechtbank overweegt dat uit deze bepalingen volgt dat de bij de besluitvorming te verrichten belangenafweging slechts betrekking kan hebben op waterstaatkundige belangen. De rechtbank wijst in dit verband op vaste jurisprudentie van de Afdeling, [4] waaruit blijkt dat het waterschap bij een aanvraag om een watergunning dient te beoordelen of waterstaatkundige belangen zich tegen het verlenen van de watervergunning verzetten. Het waterschap heeft daarbij niet de ruimte om meer of andere belangen te betrekken in zijn besluitvorming dan die welke voortvloeien uit artikel 2.1 van de Waterwet.
7.2.
Het waterschap heeft beoordeeld of het doel van eisers, het tegengaan van verdroging van hun percelen, met de demping kan worden bereikt. Daarbij heeft het waterschap onderkend dat demping dit doel kan dienen, maar dat hierdoor tevens de waterhuishoudkundige belangen van de derde partij worden geschaad. Als gevolg hiervan is door het waterschap geconcludeerd dat de aanvraag niet verenigbaar is met de doelstellingen van artikel 2.1 van de Waterwet.
7.3.
Eisers bestrijden dat demping tot wateroverlast bij de derde partij leidt. Volgens hen blijkt uit de feitelijke situatie dat de afwatering ook via andere routes kan plaatsvinden en is het standpunt van het waterschap hierover onjuist. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Het waterschap heeft voldoende onderbouwd dat demping van [leggercode 1] de afvoer zou belemmeren en juist wateroverlast bij het perceel van de derde partij tot gevolg zou hebben. Daarmee heeft het waterschap een evenwichtige belangenafweging gemaakt.
7.4.
Eisers hebben daarnaast gewezen op de in 2015 gelegaliseerde demping van [leggercode 2], die volgens hen heeft bijgedragen aan de verdroging van hun percelen. De rechtbank onderkent dat de staat van de percelen en de vraag of sprake is van verdroging van belang zijn bij de beoordeling van hun aanvraag. Het betoog van eisers leidt echter niet tot een ander oordeel. Ook als van verdroging sprake is, heeft het waterschap zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit belang minder zwaar weegt dan het risico op wateroverlast op het perceel van de derde partij.
7.5.
Dat eisers hebben gewezen op een perceelgrenspaal die volgens hen bij de ruilverkaveling is geplaatst en waaruit zou blijken dat [leggercode 1] geheel op hun perceel ligt, maakt dit niet anders. Eigendom en perceelgrenzen zijn privaatrechtelijke kwesties en spelen geen rol bij de beoordeling van een watervergunning. Beslissend is dat [leggercode 1] in de legger is opgenomen als B-watergang en daarmee deel uitmaakt van het watersysteem.
7.6.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het waterschap de aanvraag om [leggercode 1] te dempen terecht heeft afgewezen. Het bestreden besluit is zorgvuldig voorbereid en berust op een deugdelijke motivering. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Koek, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 22 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage 1: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Waterwet
Artikel 2.1
1. De toepassing van deze wet is gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
(…)
Artikel 6.21
Een vergunning wordt geweigerd, voor zover verlening daarvan niet verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 (…).
Keur waterschap Brabantse Delta 2015
Artikel 3.1 Vergunning oppervlaktewaterlichamen en bijbehorende beschermingszones, ondersteunende kunstwerken en profiel van vrije ruimte
1. Het is verboden zonder vergunning gebruik te maken van een oppervlaktewaterlichaam of bijbehorende beschermingszones of ondersteunende kunstwerken door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder handelingen te verrichten, werken te behouden of vaste substanties of voorwerpen te laten staan, liggen of drijven.
2. Het is verboden zonder vergunning een oppervlaktewaterlichaam of ondersteunend kunstwerk aan te leggen.
3. Het is verboden zonder vergunning in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen, te wijzigen of te behouden.
Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater

6. Beleidsregel Dempen en graven oppervlaktewaterlichamen

6.1.3.Toepassingsgebied
Deze beleidsregel is van toepassing op alle a- en b-wateren, en voor c-wateren voor zover dit niet is vrijgesteld onder algemene regel 4.
6.2.
Doel van de beleidsregel
Het doel van deze beleidsregel is om wateroverlast, dan wel watertekort te voorkomen. Hierbij is het doel dat de water aan- en afvoer en de benodigde waterberging tenminste hetzelfde blijven. Ook moet het mogelijk blijven om zonder belemmeringen doelmatig beheer en onderhoud van a-wateren uit te kunnen voeren.
Voor de beschermde gebieden keur wordt een waterhuishoudkundige bescherming voorgestaan gericht op het bij voorkeur verbeteren van de condities voor de natuur of op verbetering van de landbouwkundige condities maar minimaal stand-still voor de natuur.
6.3.
Motivering van de beleidsregel
6.3.1.Algemeen
Met een demping of vergroting van oppervlaktewaterlichamen wordt de bestaande afwatering en water-aanvoer veranderd. Een demping mag niet leiden tot een afname van de benodigde bergingscapaciteit van het watersysteem, tenzij deze maatregel is gericht op verbetering van het watersysteem.
(…)
6.3.5.Attentiegebieden
De attentiegebieden vormen de buffer tussen de natte natuurparels en hun omgeving. Binnen deze zones dienen hydrologische verschillen tussen natte natuurparels en omgeving opgevangen te worden. De attentiegebieden zijn in eerste instantie gericht op bescherming van de hydrologisch toestand binnen de natte natuurparels. Daarnaast kunnen in deze gebieden, waar nodig, compenserende maatregelen worden getroffen om uitstralingseffecten vanuit de natte natuurparels naar de omgeving te voorkomen. Het totaal aan maatregelen wordt tenminste getoetst op stand-still op de rand van de natte natuurparel. Bij voorkeur heeft het totaal aan maatregelen binnen deze zone een positief effect op de gewenste natuurontwikkeling binnen de beschermde gebieden.
(…)
6.4.
Toetsingscriteria
6.4.1.
Dempen
1. Er moet worden aangeven op welke manier en op welke plek de vermindering van het benodigde bergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam wordt gecompenseerd.
2. De compensatie moet bij voorkeur vooraf aan het dempen zijn uitgevoerd.
3. Voor dempingen in peilbesluitgebieden geldt:
a. Demping 1:1 compenseren in het zelfde peilgebied; indien niet mogelijk gemotiveerd uitwijken naar b.
b. Demping compenseren in aangrenzend benedenstrooms peilgebied (met lager peil). Indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar c.
c. Demping compenseren in aangrenzend bovenstrooms peilgebied (met hoger peil); indien niet mogelijk gemotiveerd uitwijken naar d.
d. Demping compenseren in het zelfde bemalingsgebied.
Met het afwijken van de hoofdregel (compenseren in hetzelfde peilgebied) moet terughoudend worden omgegaan. Het uiteindelijke resultaat mag geen negatieve invloed hebben op de werking van het watersysteem.
(…)

Voetnoten

1.Art. 6.13 Waterwet en art. 3.1 Keur waterschap Brabantse Delta 2015 (Keur).
2.Art. 2.1 en art. 6.21 Waterwet.
3.Art. 6.20 Waterwet.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1094 en 2 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW4559.