ECLI:NL:RBZWB:2025:7256
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Drimmelen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 28 oktober 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 24 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], vastgesteld op € 573.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende zich afmeldde voor de zitting.
De rechtbank beoordeelt of de vastgestelde waarde van de woning te hoog is. De heffingsambtenaar verdedigt de waarde van € 573.000, terwijl de belanghebbende meent dat deze te hoog is. De rechtbank stelt vast dat een beroep tegen de waardebeschikking ook een beroep tegen de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) inhoudt. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, en dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde WOZ-waarde. De rechtbank wijst erop dat de referentiewoningen, die zijn gebruikt voor de waardebepaling, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.