ECLI:NL:RBZWB:2025:7327
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schending van het hoorrecht bij aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot saldolijfrenteverzekering
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 312.215. Belanghebbende betwistte de hoogte van deze aanslag en stelde dat haar hoorrecht was geschonden, omdat zij niet was gehoord voordat de inspecteur zijn beslissing nam. De rechtbank oordeelt dat het hoorrecht inderdaad is geschonden, maar dat belanghebbende hierdoor niet in haar belangen is geschaad. De rechtbank concludeert dat de aanslag en de belastingrentebeschikking niet te hoog zijn vastgesteld, en dat belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding en vergoeding van het griffierecht. De rechtbank legt uit dat de schending van het hoorrecht geen gevolgen heeft, omdat er geen verschil van mening bestond over de feiten en de waardering daarvan. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur de waarde van de saldolijfrenteverzekering correct heeft vastgesteld op basis van de informatie van de verzekeraar, en dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de aanslag onjuist is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de inspecteur tot betaling van proceskosten aan belanghebbende.