ECLI:NL:RBZWB:2025:7368

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 23/11089
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een VOF, tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 5.238, met een belastingrente van € 27. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 23 september 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag en belastingrentebeschikking terecht zijn opgelegd en niet te hoog zijn. Belanghebbende heeft echter recht op een immateriële schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 5 juli 2023 heeft ontvangen en dat de uitspraak op 29 oktober 2025 is gedaan, waardoor de redelijke termijn van twee jaar met ongeveer vier maanden is overschreden. De rechtbank wijst erop dat de Staat verantwoordelijk is voor deze schadevergoeding.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar dat belanghebbende recht heeft op de immateriële schadevergoeding en een vergoeding van proceskosten van € 226,75. Het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11089

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] VOF, uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof, namens Bothof Services B.V.),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 27 oktober 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 5.238 (de naheffingsaanslag). Hij heeft daarbij € 27 aan belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben gemachtigde en de inspecteur deelgenomen. Namens de inspecteur zijn [inspecteur 1] en [inspecteur 2] verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag en belastingrentebeschikking terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd. Tevens beoordeelt de rechtbank of belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de naheffingsaanslag en belastingrentebeschikking terecht opgelegd en zijn deze ook niet te hoog. Belanghebbende heeft wel recht op een immateriële schadevergoeding vanwege de lange duur van de procedure. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Audi Q3 2.0 TFSI quattro met [VIN nummer] (de auto) en een bedrag aan bpm voldaan van € 1.048.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport van JB Taxaties B.V. met datum 29 september 2022 gevoegd. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 12.500, gebaseerd op een vergelijking van vier referentievoertuigen met een gemiddelde vraagprijs van € 19.150, verminderd met handelsinkoopmarge van 35%. De taxateur heeft een schadebedrag van € 13.998 en waarde verminderende factoren [1] geconstateerd. De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 1.600.
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 7 november 2022. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 20.285, gebaseerd op een koerslijst van Autotelex pro. De hertaxateur heeft schade geconstateerd van € 4.710 waarvan € 3.391 (72%) in mindering is gebracht op de handelsinkoopwaarde.
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens en overeenkomstig de bevindingen in het rapport van DRZ bij het opleggen van de naheffingsaanslag het standpunt ingenomen dat de verschuldigde bpm moet worden vastgesteld op € 6.286. Met dagtekening 28 april 2023 is aan belanghebbende voor de auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 5.238. Daarbij is € 27 aan belastingrente in rekening gebracht.
3.4.
In de beroepsprocedure heeft belanghebbende drie facturen van externe partijen overgelegd, waarin onder meer de volgende gegevens zijn vermeld:
Van
Van Oorschot Painting
Van Oorschot Painting
Vibez wheels & styling
Datum
29 augustus 2022
6 december 2022
12 februari 2023
Omschrijving
Spuitwerken diversen
Spuitwerken diversen
H5060 22
Totaal
(incl. 21% btw)
€ 1.600
€ 2.420
€ 1.137,40
Daarnaast heeft belanghebbende twee stukken overgelegd met de vermelding ‘
uw eigen bedrijfskaart’, waarbij geen afnemer is vermeld op het stuk en de tekst ‘factuur interne’ bovenaan staat, waarin de onder meer de volgende gegevens zijn vermeld:
Kenteken
[kenteken]
[kenteken]
Datum
4 september 2022
1 oktober 2022
Onderwerp
Factuur interne
Factuur interne
Totaal
(excl. 21% btw)
€ 0
€ 11.723,21

Overwegingen

Herleidingsmethode
4. De beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode slagen niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar de arresten van de Hoge Raad van 11 juli 2025 en van 3 oktober 2025. [2]
Historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de auto meer dan normale gebruiksschade had en dat daarom gebruik kan worden gemaakt van de taxatiemethode. Belanghebbende heeft in dat kader in de beroepsprocedure een koerslijst van Xray overgelegd en stelt dat de historische nieuwprijs van de auto op basis van deze koerslijst € 84.300 bedraagt en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 14.618. De inspecteur betwist de juistheid van de door belanghebbende overgelegde koerslijst. Volgens de inspecteur is de datum eerste toelating van de auto 1 juli 2015 en staat in de nieuwe koerslijst 31 oktober 2015 vermeld, waardoor de looptijd niet klopt. Daarnaast is de netto catalogusprijs op een verkeerd jaartal gebaseerd (2014 in plaats van 2015) en wijkt het vermogen van de referentieauto af (155 kW in plaats van 147 kW), aldus de inspecteur.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat de datum eerste toelating en het vermogen van de referentieauto zoals vermeld in de door belanghebbende overgelegde koerslijst afwijken van de gegevens in het rapport van DRZ. Belanghebbende heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat de referentieauto voor de Amerikaanse markt geproduceerd is en dat daarom de vermelde gegevens afwijken van het Europese model. De rechtbank overweegt dat, hoewel kleine verschillen de toepassing van door belanghebbende overgelegde koerslijst in beginsel niet verhinderen, in dit geval sprake kan zijn van een geheel ander model of type auto, gelet op de hiervoor vermelde afwijkende gegevens. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het in de door haar overgelegde koerslijst om dezelfde auto gaat en de rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om bij de historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat zoals in deze koerslijst zijn vermeld aan te sluiten.
Waardering taxatierapport belanghebbende
4.3.
De bewijslast dat de waardevermindering door schade, in de omvang zoals door belanghebbende gesteld, in mindering komt bij de waardebepaling van de auto, rust op belanghebbende. Belanghebbende heeft daartoe verwezen naar het taxatierapport dat ten grondslag is gelegd aan de aangifte.
4.4.
De rechtbank is het met de inspecteur eens dat aan het taxatierapport diverse gebreken kleven. Zo is bijvoorbeeld zonder enige motivering bij het bepalen van de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat een bedrag wegens een onbekend schadeverleden in mindering gebracht en een bedrag wegens een niet te controleren kilometerstand, waarbij de hoogte van beide bedragen niet zijn vermeld. Daarnaast is de handelsinkoopwaarde van de auto zonder nadere berekening op een bedrag gesteld, terwijl de auto gelet op de gestelde schade dan een negatieve waarde zou vertegenwoordigen. Dat komt de rechtbank onlogisch voor nu belanghebbende, die regelmatig in auto’s handelt en daarbij specifieke kennis en kunde heeft, voor de auto een aanzienlijk hoger bedrag heeft betaald, namelijk € 17.126. Volgens de taxateur van belanghebbende zou de auto op dat moment slechts € 1.600 waard zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank komt gelet op die feiten en omstandigheden geen waarde toe aan het taxatierapport. Er zijn door belanghebbende ook onvoldoende redenen gesteld die maken dat voor de waarde van de auto niet gewoon het daadwerkelijk voor de auto betaalde bedrag tussen derden, wat kan worden vastgesteld aan de hand van de inkoopfactuur, dient te worden gebruikt.
Waardevermindering wegens schade en schadeverleden
4.5.
Belanghebbende heeft met de enkele verwijzing naar het taxatierapport en de in de beroepsprocedure overgelegde facturen en interne stukken onvoldoende bewijs geleverd van de door haar gestelde schade. Op de drie facturen van externe partijen is niet vermeld dat de werkzaamheden betrekking op deze auto hebben gehad en zijn de werkzaamheden ook niet gespecificeerd. Dat deze facturen zien op deze auto is dus niet aannemelijk geworden.
4.6.
De twee andere interne stukken bevatten een ‘intern optelschema’ van herstelkosten met een totaalbedrag aan kosten van € 11.723,21 exclusief btw. De rechtbank hecht aan een dergelijk intern stuk, dat belanghebbende zelf opmaakt, weinig waarde nu dat in feite niets meer is dan het aanvinken van allerlei werkzaamheden/producten in het eigen interne systeem waaruit dan een opstelsom volgt. Het zegt betrekkelijk weinig over de vraag of de gestelde schade daadwerkelijk aanwezig was en in de kern valt er alleen uit op te maken dat als deze schade er zou zijn, het dan het totaalbedrag zou kosten om te herstellen. Het is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs dat de gestelde schade er daadwerkelijk was. Ander bewijs ter staving van de gestelde aanzienlijke herstelkosten is niet overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de auto ten tijde van het doen van aangifte meer schade had dan door de inspecteur is onderkend.
Hoogte naheffingsaanslag
4.7.
Het voorgaande brengt mee dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat deze ook niet te hoog is. Het beroep is daarom ongegrond.
Belastingrentebeschikking
4.8.
Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen aparte gronden aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking. De rechtbank merkt daarbij op dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de naheffingsaanslag volgt.
Immateriële schadevergoeding
4.9.
Belanghebbende maakt aanspraak op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.10.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 5 juli 2023 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 29 oktober 2025. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond 4 maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 500. [3] Omdat de beroepsfase afgerond 4 maanden te lang heeft geduurd komt de schadevergoeding geheel voor rekening van de Staat. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Wel heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding van € 500.
5.1.
Omdat het verzoek om immateriëleschadevergoeding wordt toegewezen, komt belanghebbende in aanmerking voor een vergoeding van haar proceskosten voor het indienen van dat verzoek. Omdat het verzoek is ingediend door de gemachtigde van belanghebbende, kent de rechtbank voor deze rechtsbijstand 1 punt toe als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht, met een waarde van € 907 en een wegingsfactor 0,25 [4] , wat neerkomt op € 226,75. De Staat moet die kosten vergoeden.
5.2.
Belanghebbende krijgt het griffierecht niet vergoed. Het verzoek om immateriëleschadevergoeding is weliswaar gedaan voor het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024 [5] , maar de redelijke termijn was op de datum van dit arrest nog niet overschreden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 500;
- veroordeelt de Staat tot betaling van € 226,75 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 29 oktober 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Bestaande uit: een onbekend schadeverleden en een niet te controleren kilometerstand.
2.Zie Hoge Raad 11 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1134 en Hoge Raad 3 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1474.
3.Een en ander is gebaseerd op de uitgangspunten in de jurisprudentie van de Hoge Raad. Vgl. Hoge Raad 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.
4.Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.
5.Hoge Raad 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567, r.o. 7.1.1 en 7.1.2.