ECLI:NL:RBZWB:2025:7427
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2025, wordt beslist over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, betreffende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat belanghebbende de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank heeft belanghebbende meerdere keren de gelegenheid gegeven om de gronden in te dienen, maar deze zijn niet tijdig ontvangen.
De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak zonder zitting kan worden gedaan als de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Belanghebbende heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om dit verzuim te herstellen. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging voor het niet tijdig indienen van de gronden is gegeven, waardoor de beroepen niet inhoudelijk kunnen worden beoordeeld.
De beslissing van de rechtbank is dat de beroepen niet-ontvankelijk worden verklaard, wat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan door partijen worden aangevochten door middel van een verzetschrift, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend.