ECLI:NL:RBZWB:2025:7430
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De belanghebbende had op 21 maart 2025 bezwaar gemaakt tegen een verzuimboete die was opgelegd bij de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2022. De inspecteur had eerder al uitspraak gedaan op een ander bezwaar tegen dezelfde boete en heeft het nieuwe bezwaar aangemerkt als beroepschrift, dat naar de rechtbank is doorgestuurd.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de dagtekening 16 oktober 2024, waardoor de termijn eindigde op 27 november 2024. Het beroepschrift is pas op 21 maart 2025 bij de inspecteur ontvangen en op 16 april 2025 door de rechtbank ontvangen, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend.
De rechtbank overweegt dat er geen verontschuldiging is voor de termijnoverschrijding, aangezien de belanghebbende geen redenen heeft opgegeven voor het te laat indienen van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan door partijen worden aangevochten door middel van een verzetschrift, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend.