ECLI:NL:RBZWB:2025:7431
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een BV, tegen de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over de periode van 1 februari 2019 tot en met 31 december 2020, niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat het beroepschrift te laat is ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 8 november 2023, terwijl het beroepschrift pas op 17 april 2025 digitaal is ingediend. De rechtbank wijst erop dat de termijn van zes weken begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar, die op 27 september 2023 was.
Belanghebbende voerde aan dat er sprake was van een administratief misverstand in de coördinatie van meerdere procedures, wat leidde tot de veronderstelling dat de navorderingsaanslag al was opgenomen in eerdere procedures. De rechtbank oordeelt echter dat deze reden niet leidt tot een verontschuldigbare termijnoverschrijding. De rechtbank concludeert dat de termijnoverschrijding aan belanghebbende is toe te rekenen en dat er geen sprake is van geringe verwijtbaarheid.
Daarom blijft het bestreden besluit in stand en wordt het beroep niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.