ECLI:NL:RBZWB:2025:7431

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
25/2068
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een BV, tegen de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over de periode van 1 februari 2019 tot en met 31 december 2020, niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat het beroepschrift te laat is ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 8 november 2023, terwijl het beroepschrift pas op 17 april 2025 digitaal is ingediend. De rechtbank wijst erop dat de termijn van zes weken begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar, die op 27 september 2023 was.

Belanghebbende voerde aan dat er sprake was van een administratief misverstand in de coördinatie van meerdere procedures, wat leidde tot de veronderstelling dat de navorderingsaanslag al was opgenomen in eerdere procedures. De rechtbank oordeelt echter dat deze reden niet leidt tot een verontschuldigbare termijnoverschrijding. De rechtbank concludeert dat de termijnoverschrijding aan belanghebbende is toe te rekenen en dat er geen sprake is van geringe verwijtbaarheid.

Daarom blijft het bestreden besluit in stand en wordt het beroep niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 25/2068

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] BV, uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 27 september 2023. Het beroep ziet op de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over de periode van 1 februari 2019 tot en met 31 december 2020 met aanslagnummer [BSN].V.97.0223.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 27 september 2023 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 8 november 2023.
4.1.
Belanghebbende heeft op 17 april 2025 digitaal beroep ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Belanghebbende geeft aan dat sprake is van een administratief misverstand in de coördinatie van meerdere, gelijktijdig lopende procedures. Belanghebbende was in de veronderstelling dat de betreffende navorderingsaanslag was opgenomen in de eerder ingediende procedures. Dit bleek niet het geval te zijn, waardoor het beroepschrift te laat is ingediend. Wat belanghebbende aanvoert leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat de termijnoverschrijding niet aan belanghebbende is toe te rekenen. De rechtbank acht ook geen sprake van geringe verwijtbaarheid aan de zijde van belanghebbende. Het te laat indienen, is dus niet verontschuldigbaar.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van D. Weijtens, griffier, op 29 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.