ECLI:NL:RBZWB:2025:7434
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroepen inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
Op 29 oktober 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met de nummers 25/2517 en 25/2518. De rechtbank behandelt de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die betrekking hebben op aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2020. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, omdat belanghebbende de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank heeft belanghebbende in een eerder bericht verzocht om binnen vier weken de ontbrekende beroepsgronden aan te leveren. Dit verzoek is herhaald in een aangetekende brief, die op 25 juni 2025 is bezorgd. Ondanks deze verzoeken heeft belanghebbende geen gronden ingediend binnen de gestelde termijnen. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging voor het verzuim is gegeven, waardoor de beroepen niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat de rechtbank de inhoudelijke beoordeling van de beroepen achterwege laat en de bestreden besluiten in stand blijven. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen, indien zij het niet eens zijn met de beslissing van de rechtbank.