ECLI:NL:RBZWB:2025:7479

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
02-137016-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetverkrachting met gevangenisstraf en voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzetverkrachting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 juli 2024, terwijl het slachtoffer sliep, seksuele handelingen heeft verricht zonder haar toestemming. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend was. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de straat waar het slachtoffer woont. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk binnendringen van de vagina van het slachtoffer met een vinger, terwijl hij wist dat het slachtoffer daar niet mee instemde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij een bedrag van € 2.015,00 werd toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de wettelijke rente te betalen vanaf de datum van het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-137016-25
vonnis van de meervoudige kamer van 31 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. F. Günes, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. J. Castelein en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte tegen de wil van [slachtoffer] (hierna: aangeefster) met een of meer vingers en zijn penis in haar vagina is geweest. Dit wordt hem verweten in de opzet- dan wel schuldvariant van verkrachting.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk heeft verkracht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor zowel de opzetverkrachting als de schuldverkrachting. Verdachte wist niet en had geen ernstige reden om te vermoeden dat wat hij heeft gedaan tegen de wil van aangeefster was. Er waren juist meerdere signalen van instemming aan haar kant.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte op 23 juli 2024 een vinger in de vagina van aangeefster heeft gebracht tegen haar wil. Zij sliep namelijk en dat wist verdachte. De rechtbank zal dit oordeel hierna uitleggen. Daarbij neemt zij de verklaring van aangeefster in het informatief gesprek van 25 juli 2024 als uitgangspunt.
In het informatief gesprek heeft aangeefster - kort samengevat - verteld dat zij bij verdachte op de basisschool heeft gezeten. Tijdens de kermis van Tilburg was ze hem op roze maandag 22 juli 2024 tegengekomen op een feestje in de Spoorzone van Tilburg. Hij is meegegaan naar haar woning en mocht daar blijven slapen. Het is niet ongebruikelijk dat mensen bij haar blijven slapen. Van flirten of zoenen was geen sprake. Zoals altijd sliep zij enkel in haar string en verdachte lag ook in bed, maar niet tegen haar aan. Zij viel als een blok in slaap, maar werd wakker rond 01:45 uur, “omdat ze [verdachte] ’s piemel op en neer voelde gaan in haar vagina. Ze denkt dat het zijn piemel is geweest, want het was best groot, groter dan een vinger.” Toen ze doorhad dat het verdachte was sprong ze op en zei dat hij nu weg moest. Ze zei: “Wtf gast, je hebt 5 seconden om mijn huis uit te gaan.” Verdachte had toen niks aan. Hij zei: “Dat snap ik.” Verdachte wilde zijn slippers nog pakken, maar dat liet ze niet toe. Verdachte is toen gegaan en kort daarna heeft ze een vriendin (tevens nichtje van verdachte) en een vriend geappt.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster dat verdachte haar - zakelijk weergegeven - seksueel heeft benaderd, terwijl zij sliep. Deze verklaring is juist betrouwbaar om meerdere redenen. Aangeefster verklaart gedetailleerd en tegelijkertijd genuanceerd waardoor ze wakker wordt: ze denkt dat het de piemel van verdachte was die ze in zich voelde, maar weet dat dus niet zeker. Daarnaast heeft ze de essentie van haar verhaal meteen na het wegsturen van verdachte herhaald in de appjes aan de vriendin en vriend en in haar aangifte van 5 augustus 2024. In die appjes schrijft ze dat verdachte probeerde te neuken respectievelijk probeerde seks te hebben, terwijl ze sliep, en dat ze hem uit haar huis heeft gezet.
De betrouwbaarheid van aangeefster wordt ook versterkt door de verklaring van verdachte, die tevens voldoende steunbewijs vormt voor een seksueel handelen tegen haar wil. Bij de politie en op zitting heeft hij namelijk bevestigd dat hij de woning van aangeefster moest verlaten, inclusief het achterblijven van zijn slippers. De reactie van aangeefster die bij uitstek past bij haar versie van de nacht. Volgens verdachte is hij alleen met een vinger in de vagina van aangeefster gegaan.
Verdachte heeft echter ook verklaard dat hij verrast werd door de ‘uitbarsting’ van aangeefster. In essentie verklaart hij namelijk dat tot die ‘uitbarsting’ tussen hen over en weer seksueel getinte handelingen plaatsvonden. Juridisch vertaald betekent dat dat verdachte dacht, dan wel mocht denken dat er instemming was van aangeefster en de seksuele handelingen niet tegen haar wil plaatsvonden. Dat deel van de verklaring van verdachte schuift de rechtbank echter als ongeloofwaardig terzijde om in ieder geval de volgende redenen.
Anders dan aangeefster heeft verdachte niet consistent verklaard. Dat begint er al mee dat hij bij de politie verklaart dat hij met verschillende partners seksueel contact heeft gehad, maar nooit iets eenmaligs. Verder bespreekt hij voor de seks maatregelen tegen ongewenste zwangerschap en/of seksueel overdraagbare ziekten en legt daarbij uit waarom. Bovendien verklaart verdachte dat hij voor seks gaat (volgens hem: met elkaar naar bed gaan en uiteindelijk neuken) als je het met elkaar hebt besproken en de seinen op groen staan. Ook op zitting heeft verdachte niet uit kunnen leggen waarom hij deze keer dan wel iets éénmaligs heeft gedaan, waarom hij geen maatregelen tegen zwangerschap en/of seksueel overdraagbare ziekten heeft besproken en waarom hij ook niet het met elkaar naar bed gaan en uiteindelijk neuken heeft besproken. Dat is nog opmerkelijker, omdat verdachte er in zijn verhaal meer dan genoeg tijd voor heeft gehad. In zijn verhaal zijn hij en aangeefster namelijk steeds wakker geweest vanaf de aankomst bij haar thuis tot het moment dat verdachte haar woning uit is gezet. Dat is een tijdspanne geweest van ruim tweeënhalf uur gelet op een hierna nog te bespreken foto van aangeefster die verdachte op 22 juli 2024 om 23:03 uur aan een vriend heeft gestuurd. De rechtbank stelt bovendien vast dat zijn verhaal over het verloop sinds de aankomst in de woning van aangeefster sowieso geen tijdspanne van tweeënhalf uur vult. Over de seinen die volgens verdachte op groen hebben gestaan, merkt de rechtbank nog het volgende op.
Volgens zijn politieverklaring zouden zij wat geknuffeld hebben, terwijl ze naast het bed stonden, waarbij aangeefster zijn benen zou hebben aangeraakt. Ze zouden al knuffelend het bed in zijn gedoken, waar ze zouden hebben gekust met alleen de lippen. Verdachte lag lepeltje-lepeltje met aangeefster en heeft haar rustig op meerdere lichaamsdelen aangeraakt en op een moment ook haar schaamstreek aangeraakt. Aangeefster zou misschien kleine geluidjes hebben gemaakt en verdachte is haar toen rustig gaan vingeren. Het enige wat aangeefster heeft gedaan is voelen aan de piemel van verdachte, maar ze heeft hem niet afgetrokken. Op zitting heeft hij daar echter aan toegevoegd dat ze elkaar omhelsd hebben toen ze naast het bed stonden. Als de voorzitter verdachte dan voorhoudt dat hij dat bij de politie niet heeft gezegd, verklaart verdachte dat hij het niet meer weet. Ook de toevoeging op zitting dat ze in het bed knuffelend van het ene kant van het bed naar de andere kant rolden, heeft hij niet bij de politie verteld. Daarop reageert hij dan dat hij dat dan zo niet moet zeggen.
In dit verband constateert de rechtbank ook dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij die avond niet persé het idee had dat hij bij aangeefster wilde slapen en dat hij er niet heen ging met de gedachte dat hij die avond seks wilde hebben. Op 23 juli 2024 even na 12:30 uur heeft hij echter aan een vriend ( [naam 1] ) geappt dat hij gisteren (rechtbank: 22 juli 2024) met zijn vriend [naam 2] op boevenpad is gegaan en dat hij, verdachte, zin had om te NEUKEN. Bovendien heeft verdachte bij de politie ook verklaard dat hij zelf heeft gevraagd of hij mocht blijven slapen én of hij bij haar in bed mocht slapen. Dat sluit aan bij appjes aan zijn hiervoor genoemde vriend [naam 2] , die hij op 22 juli 2024 om 22:32 uur bericht: “Ik slaap bij [slachtoffer] [bijnaam] .” Op zitting heeft verdachte bevestigd dat “ [bijnaam] ” de strekking had dat hij juist helemaal niet moe was, maar misschien wel kon neuken. Op zitting heeft hij ook bevestigd dat de foto van aangeefster die hij om 23:03 uur aan [naam 2] stuurt door hem is gemaakt zonder dat aangeefster dat wist. Uit deze stiekem gemaakte foto van aangeefster en ook appjes van verdachte blijkt op geen enkele wijze dat er signalen vanuit aangeefster waren dat zij seksueel geïnteresseerd was in verdachte. Die waren er volgens aangeefster ook niet. Zij heeft alleen goed gevonden dat verdachte bij haar bleef slapen en meer specifiek bij haar in bed. En dat is ook wat verdachte op 24 juli 2024 aan een andere vriend ( [naam 3] ) appt: “Vind sorry zeggen geen probleem. Maar zij nodigt me uit in bed. Er was zelfs een vriend van haar helemaal meegelopen en dat was gewoon gezellig.” Op zitting heeft de rechtbank verdachte er al op gewezen dat hij dus bijvoorbeeld niet appt over wat er allemaal volgens verdachte wederzijds zou zijn gebeurd voordat hij ‘plotseling’ het bed én de woning van aangeefster moest verlaten.
Tot slot heeft verdachte bij de politie verklaard dat ze het kennelijk allebei anders beleefd hebben en dat hij het pijnlijk vindt dat het zo ver uit elkaar ligt. Hij heeft haar niet voor niets een bericht gestuurd. Hij is daar ook blij om dat hij dat heeft gedaan op basis van empathie. Uit de appberichten aan [naam 2] en [naam 3] blijkt echter dat empathie helemaal niet de basis was van dat bericht. Verdachte appt [naam 2] in de middag van 24 juli 2024 dat hij, verdachte, het nummer van die kut niet heeft. Hij moet echter haar nummer ergens vandaan toveren (even later: “fixen”) om aangeefster een tactisch appje te sturen. Hij stuurt [naam 2] dan om 15:38 uur een tekstvoorstel met de vraag of hij er het beste zoiets van kan maken. Om 15:47 uur appt hij [naam 2] of hij er nog bij zal zetten: “Sorry, dat ik de verkeerde signalen heb opgevangen of zo?” Die tactische toevoeging blijkt nota bene een tekstvoorstel te zijn dat [naam 3] die middag om 15:45 uur aan verdachte heeft gestuurd. Geen bericht op basis van empathie dus, maar een in samenspraak met twee vrienden opgesteld tactisch bericht.
Het allerlaatste wat opvalt is dat verdachte op een onbekende datum aan [naam 1] appt: ”Mooie beesten, die mannen. Gewoon doen En dan zeggen “Ja, ik dacht da da kon”. Waarop [naam 1] appt: “Hahaha Ik dacht dat je wel wilde”. En dat is voor de rechtbank een treffende samenvatting van wat aangeefster is overkomen nadat zij als een blok in slaap was gevallen. Na enige tijd heeft verdachte toen besloten gewoon te doen om daarna te zeggen dat hij dacht dat het wel kon en dat zij het wilde. Voor dat doen gaat de rechtbank in het voordeel van verdachte uit van de aan het begin van deze overwegingen aangehaalde nuancering van aangeefster in het aangehaalde informatief gesprek en het “proberen” in haar appjes aan de vriendin en vriend. Zij zal daarom alleen het door verdachte bekende brengen van een vinger in de vagina van aangeefster bewezen verklaren en verdachte vrijspreken van het brengen van zijn penis in haar vagina.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 juli 2024 te [plaats] met een persoon, te weten [slachtoffer] , een of meer seksuele handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het brengen van zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer] , terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar en een maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) inhoudende een contact- en locatieverbod voor de duur van twee jaren. Hij vraagt hierbij te bepalen dat bij iedere overtreding van het contact- en/of locatieverbod één week hechtenis wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Daarnaast wordt de noodzaak voor het opleggen van een contact- en locatieverbod betwist.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feit
Verdachte heeft op 23 juli 2024 de gastvrijheid van aangeefster misbruikt voor zijn seksuele lustbevrediging. Terwijl zij sliep en daardoor op haar kwetsbaarst was, heeft hij haar gevingerd. Daardoor werd zij wakker, waarop ze hem haar huis uit heeft gezet. Als zij niet wakker was geworden, was verdachte verder gegaan.
Niet alleen heeft verdachte respectloos de lichamelijke en seksuele integriteit van aangeefster geschonden. Hij heeft dat ook nog eens gedaan in haar eigen bed in haar eigen woning. Een plek die haar veilige thuishaven zou moeten zijn, heeft hij veranderd in plek die bij aangeefster steeds weer de herinneringen aan die avond oproept. Herinneringen waarvan zij nog steeds de rillingen krijgt en wakker ligt. Aangeefster heeft dat treffend verwoord in de slachtofferverklaring die zij op zitting heeft voorgelezen.
Oriëntatiepunt LOVS
Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is voor een verkrachting met een beperkte mate van dwang het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vierentwintig maanden. Daarbij wordt uitgegaan van iemand die voor het eerst zo’n feit pleegt, net als verdachte. Dat oriëntatiepunt ziet echter nog op de verkrachting van artikel 242 Sr dat gold tot 1 juli 2024. Daarop stond een maximale gevangenisstraf van twaalf jaar. In deze zaak gaat het om de opzetverkrachting van het sinds 1 juli 2024 geldende artikel 243 lid 1 Sr. Daarop staat een maximale gevangenisstraf van negen jaar oftewel een kwart minder. Daarom gaat de rechtbank in deze zaak uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden als oriëntatiepunt. Voor opzetverkrachting met een vinger vindt de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden passend. Vervolgens kijkt de rechtbank naar de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
De persoon van verdachte
Gelet op de bewezenverklaring moet de rechtbank concluderen dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij aangeefster heeft aangedaan. Integendeel, in haar aanwezigheid heeft hij op zitting zijn ongeloofwaardige verhaal volgehouden over signalen van haar en wederzijdse seksuele handelingen. Daardoor heeft hij aangeefster feitelijk voor leugenaar uitgemaakt. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij volgens aangeefster op 23 juli 2024 tegen haar heeft gezegd dat hij snapte dat hij vijf seconden had om haar huis te verlaten en ook direct is weggegaan.
De reclassering heeft op 3 oktober 2025 over verdachte gerapporteerd dat de praktische leefgebieden stabiel lijken. Het gaat dan om wonen, relaties, dagbesteding en financiën. Er zijn geen grote problemen op psychosociaal vlak. Verdachte maakt bovendien de indruk dat hij in staat is om eventuele problemen in zijn leven zelfstandig op te lossen, indien hij dit niet kan zoekt hij zelfstandig hulp. Er is geen inzet door de reclassering nodig, gericht op gedragsverandering. Buiten de algemene nadelen die voor iedereen gelden, zijn er geen contra-indicaties voor een gevangenisstraf.
Straf
Alles afwegend, vindt de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden. Daarvan zal de rechtbank twee maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor de straat waar zij woont. Aangeefster heeft uitdrukkelijk om een dergelijk contact- en locatieverbod gevraagd en de reclassering heeft een contactverbod geadviseerd. Aan de vereisten voor een dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden of voor artikel 38v Sr als grondslag voor deze verboden wordt niet voldaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 9.102,40 voor het bewezenverklaarde feit. Deze vordering is als volgt opgebouwd.
Materiële schade:
Kosten ondergoed: € 15,00
Reiskosten voor het slachtoffergesprek en bijwonen van de zitting: € 22,40
Kosten voor een verzwaringsdeken: € 180,00
Toekomstig eigen risico: € 885,00
Immateriële schade: € 8.000,00
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dat betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij. Hij is dan ook verplicht de schade van de benadeelde partij te vergoeden, als de schade in een voldoende rechtsreeks verband staat tot het bewezenverklaarde handelen.
Kosten ondergoed
De rechtbank is van oordeel dat deze niet betwiste kosten in voldoende rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde feit en zal het gevorderde bedrag van € 15,00 toewijzen.
Reiskosten
De gevorderde reiskosten voor het slachtoffergesprek en het bijwonen van de zitting komen niet in aanmerking voor vergoeding als materiële schade, omdat het geen rechtstreekse schade is. Daarom zal de rechtbank ze afwijzen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ze ook niet in aanmerking komen voor vergoeding als proceskosten. Voor de reiskosten voor het slachtoffergesprek is er geen wettelijke grondslag op basis van de civielrechtelijke proceskostenregeling. Voor de kosten voor het bijwonen van de zitting is die grondslag er alleen als de benadeelde zonder gemachtigde procedeert. Benadeelde procedeert echter met gemachtigde mr. J. Stoffels, die op de zitting van 17 oktober 2025 de vordering heeft toegelicht.
Kosten verzwaringsdekenDeze kosten zijn betwist door de verdediging. Mr. Stoffels heeft op zitting toegelicht dat de benadeelde partij de verzwaringsdeken op haar advies heeft aangeschaft. Zij heeft dit advies gegeven op basis van ervaringen van andere cliënten. De deken is dan ook niet voorgeschreven door een medische professional. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de verdediging zou nader onderzoek nodig zijn naar de noodzaak tot het aanschaffen van de verzwaringsdeken en dat levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Om die reden zal de rechtbank benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Toekomstig eigen risicoOok dit deel van de vordering is betwist door de verdediging. De rechtbank is van oordeel dat benadeelde vooralsnog onvoldoende heeft onderbouwd dat in de toekomst een behandeling zal plaatsvinden waardoor zij het eigen risico zal moeten vergoeden. Nader onderzoek naar deze kostenpost levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces op. Om die reden zal de rechtbank benadeelde ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De immateriële schade is niet onderbouwd met stukken van bijvoorbeeld een psycholoog. De aard en de ernst van de normschending door verdachte brengen naar het oordeel van de rechtbank echter mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in haar eer of goede naam.
De hoogte van de gevorderde schadevergoeding heeft de benadeelde partij onderbouwd met een verwijzing naar de uitspraak ECLI:NL:RBZWB:2025:5802. De rechtbank is echter van oordeel dat die zaak om meerdere redenen niet te vergelijken is met deze. Die zaak zal daarom niet worden gebruikt bij de bepaling van de hoogte van de immateriële schade.
De rechtbank heeft vervolgens gekeken naar de Rotterdamse schaal. Hierin is geen schaal gegeven voor opzetverkrachting volgens de nieuwe zedenwetgeving. De rechtbank is echter van oordeel dat de details van het onderhavige feit kunnen worden vergeleken met de schaal voor tamelijk ernstige ontucht met binnendringen. Daarbij wordt gedacht aan een vergoeding tussen € 1.500,00 en € 6.000,00. Gelet op de omstandigheden van deze zaak stelt de rechtbank de vergoeding naar billijkheid vast op € 2.000,00. Zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen en voor het overige afwijzen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Nu uit de bewezenverklaring volgt dat de schade is ontstaan op 23 juli 2024 zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf die datum. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Gelet op het totale toegewezen bedrag van € 2.015,00 bepaalt de rechtbank het maximale aantal dagen gijzeling op 30 dagen.
(vul naam in van de benaddelde partij met alleen voorletters)

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzetverkrachting
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 1998 te [geboorteplaats] ) en zich niet zal begeven in de [straat] in [plaats] . De politie ziet toe op de handhaving van dit contact- en locatieverbod;
- van rechtswege is daaraan de voorwaarde verbonden dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.015,00, waarvan € 15,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst af de vordering voor de reiskosten van € 22,40;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 2.015,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. de Brouwer, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 oktober 2025.
Mr. Schnitzler-Strijbos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2024 tot en met 23 juli 2024 te [plaats], althans in Nederland, met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het duwen/brengen van zijn vingers in de vagina, althans tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer] ,
- het duwen/brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
terwijl hij, verdachte, wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 243 lid 1 Wetboek van Strafrecht )