ECLI:NL:RBZWB:2025:7511

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
25/1797
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van het dagloon in het kader van de IVA-uitkering en de toepassing van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 november 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de hoogte van het dagloon dat is vastgesteld voor de IVA-uitkering. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het dagloon, dat was vastgesteld op € 72,30, en stelde dat dit een onevenredige uitkomst opleverde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de hoogte van het dagloon op juiste wijze heeft vastgesteld, conform het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. Eiseres had aangevoerd dat haar dagloon gebaseerd moest worden op haar inkomen vanaf 29 mei 2023, het moment waarop zij 'echt' is gaan werken, maar de rechtbank oordeelde dat het historisch dagloon een redelijke afspiegeling moet zijn van het welvaartsniveau in de periode voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid. Niet-gerealiseerde toekomstverwachtingen zijn daarbij niet relevant. De rechtbank concludeerde dat de stelling van eiseres dat zij niet 'echt' gestart is op de arbeidsmarkt niet nader onderbouwd was, en dat haar beroep ongegrond was. Eiseres kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1797

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Reith),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: drs. [persoon] ).

Procesverloop

1. Met het besluit van 29 oktober 2024 is aan eiseres per 21 december 2024 een IVA [1] -uitkering met verkorte wachttijd toegekend. Het dagloon is vastgesteld op € 72,30.
1.1.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het vastgestelde dagloon. Met de beslissing op bezwaar van 7 februari 2025 (bestreden besluit) heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 15 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank oordeelt dat het UWV de hoogte (van het dagloon) van de IVA-uitkering van eiseres op juiste wijze heeft vastgesteld, en legt hierna uit waarom.
Wat voert eiseres aan?
3. Volgens eiseres moet zij als starter worden aangemerkt vanaf 29 mei 2023, het moment waarop zij ‘echt’ is gaan werken. Kort daarna is zij uitgevallen en heeft zij de IVA-uitkering gekregen. Haar dagloon is grotendeels gebaseerd op haar inkomsten uit een bijbaantje en haar stagevergoeding, terwijl haar IVA-uitkering tot haar pensioen vervangend inkomen moet bieden. De uitkomst van haar dagloonberekening is daardoor onevenredig, waarbij zij verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Den Haag. [2] Het dagloon van eiseres moet daarom gebaseerd worden op haar inkomen vanaf 29 mei 2023 tot de datum van haar ziekmelding, 12 oktober 2023, en dan gedeeld worden door het aantal dagloondagen in die periode. Dat dagloon geeft een evenredig beeld van haar inkomstenverlies.
4. Op zitting heeft eiseres aangegeven dat haar bijbaan niet representatief was. Zij werkte één dag in de week bij een [winkel] en had een goede band met de eigenaar, die haar vaak na één uur werken al naar huis stuurde omdat het werken fysiek niet lukte. Eiseres heeft haar stage-uren ook niet gehaald, maar hiervoor dispensatie gekregen zodat zij toch haar diploma kon halen. Haar chronische clusterhoofdpijn, die geduid is als hersenziekte, is onbehandelbaar gebleken. Zij heeft - zeker gelet op haar leeftijd - enorm geprobeerd om te werken, maar helaas is dit niet mogelijk gebleken.
Onevenredige uitkomst dagloonberekening?
5. Tussen partijen is niet in geschil dat de berekening van het dagloon conform het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen is vastgesteld, maar of het in dit geval leidt tot een onevenredige uitkomst. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. Het uitgangspunt voor het berekenen van het dagloon is het historisch dagloon. Het dagloon moet een redelijke afspiegeling vormen van het welvaartsniveau in de periode voorafgaand aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid. Niet-gerealiseerde toekomstverwachtingen spelen daarbij geen rol. Dit zou ook afbreuk doen aan de bedoeling van de regelgever om het dagloon op een simpele en heldere manier vast te stellen. Dat eiseres mogelijk niet meer in staat zal zijn te werken en daarmee haar inkomen aan te vullen is geen bijzondere omstandigheid, omdat dit haar niet onderscheidt van andere IVA-gerechtigden. Haar beroep op de uitspraak van de rechtbank Den Haag slaagt ook niet, omdat het in die zaak ging over loonloze perioden en daar is in de referteperiode van eiseres geen sprake van.
6. De stelling van eiseres op zitting dat zij niet ‘echt’ gestart is op de arbeidsmarkt, is – wat daar verder ook van zij – niet nader onderbouwd. De rechtbank komt daarom niet toe aan inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond.

Conclusie en gevolgen

7. Het UWV heeft het dagloon van de IVA-uitkering van eiseres per 21 december 2024 op juiste wijze vastgesteld. Eiseres krijgt ongelijk en het beroep is dus ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 5 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten, op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2.De uitspraak van 13 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6924.