ECLI:NL:RBZWB:2025:7527

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
BRE 24/1919
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid en hoogte van een aanslag leges omgevingsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 14 december 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had een aanslag leges opgelegd aan belanghebbende voor een omgevingsvergunning, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank behandelt de ontvankelijkheid van het beroep en de hoogte van de aanslag leges.

De rechtbank concludeert dat het beroep ontvankelijk is, ondanks de bewering van de heffingsambtenaar dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelt dat de e-mail van belanghebbende op 14 december 2023, die als reactie op de uitspraak op bezwaar was verzonden, als tijdig kan worden beschouwd.

Vervolgens beoordeelt de rechtbank de hoogte van de aanslag leges. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de aanslag heeft gebaseerd op een ingetrokken Legesverordening. Hierdoor is het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, en de rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar. De rechtbank handhaaft de aanslag leges, maar bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], gevestigd in [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Moerdijk, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 14 december 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag leges omgevingsvergunning opgelegd (de aanslag leges).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1], namens belanghebbende. Namens de heffingsambtenaar hebben [naam 2], [naam 3] en [naam 4], als toehoorder, deelgenomen. De gemachtigde van belanghebbende, [naam 5], is zonder afmelding niet verschenen op de zitting.
1.4.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Feiten

2. Belanghebbende heeft op 14 februari 2023 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor een nieuw te bouwen werkplaats met kantoor. De omgevingsvergunning is aan belanghebbende verleend.
2.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag leges met [aanslagnummer] ten bedrage van € 29.348,18 opgelegd.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde aanslag leges op 14 december 2023 ongegrond verklaard.
2.3.
Belanghebbende heeft op 14 december 2023 een e-mail verzonden naar de heffingsambtenaar met een reactie op de uitspraak op bezwaar. Op 1 februari 2024 heeft belanghebbende nogmaals een e-mail verzonden naar de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft de e-mail van 1 februari 2024 doorgezonden naar de rechtbank als beroepschrift.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de aanslag leges naar de juiste hoogte is opgelegd. Allereerst beoordeelt de rechtbank of het beroep ontvankelijk is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ontvankelijk. Verder is de rechtbank van oordeel dat de aanslag leges naar de juiste hoogte is opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

Is het beroepschrift tijdig ingediend?
5. De heffingsambtenaar stelt dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Het beroepschrift is van 1 februari 2024, aldus de heffingsambtenaar. Dit is buiten de termijn van zes weken nadat de heffingsambtenaar uitspraak op bezwaar heeft gedaan.
5.1.
De uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 14 december 2023. Op dezelfde dag heeft de heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar per e-mail naar belanghebbende verzonden. In deze e-mail is vermeld dat niet gereageerd kan worden op de e-mail. Belanghebbende heeft op dezelfde dag per e-mail gereageerd op de uitspraak op bezwaar. Op 1 februari 2024 heeft belanghebbende contact opgenomen met de heffingsambtenaar omdat belanghebbende nog geen reactie had ontvangen op de e-mail van 14 december 2023. De heffingsambtenaar heeft op 2 februari 2024 gereageerd op belanghebbende en de e-mails doorgezonden naar de rechtbank als beroepschrift. In de e-mail naar belanghebbende laat de heffingsambtenaar weten dat de e-mail van 14 december 2023 van belanghebbende niet is ontvangen.
5.2.
Belanghebbende heeft de e-mail van 14 december 2023 en de e-mail van 1 februari 2024 naar hetzelfde e-mailadres verzonden. De e-mail van 1 februari 2024 is in ieder geval door de heffingsambtenaar ontvangen. De rechtbank acht het daarom aannemelijk, dat de e-mail van 14 december 2023 ook door de heffingsambtenaar ontvangen is. Daarnaast heeft belanghebbende nog navraag gedaan omdat belanghebbende geen reactie heeft ontvangen. Dit was kort na afloop van de beroepstermijn. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroepschrift, onder deze omstandigheden, tijdig ingediend. Het beroep is daarom ontvankelijk en zal hierna inhoudelijk beoordeeld worden.
Is de aanslag leges naar de juiste hoogte opgelegd?
6. De rechtbank stelt vast dat de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2023 inclusief bijbehorende tarieventabel leges 2023 van de gemeente Moerdijk (de Legesverordening 2023) van toepassing is op de door belanghebbende op 14 februari 2023 ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning.
6.1.
Belanghebbende betwist niet dat een aanslag leges opgelegd mocht worden. Belanghebbende betwist alleen de hoogte van de aanslag. De aanslag komt niet overeen met de werkelijke bouwkosten, aldus belanghebbende.
6.2.
De heffingsambtenaar voert aan dat er een fout in het voordeel van belanghebbende is gemaakt. De bouwkosten en de leges zijn berekend met de prijzen per m3 en de tarieven van 2022 terwijl deze berekend hadden moeten worden met behulp van de prijzen per m3 en de tarieven van 2023 omdat de aanvraag om een omgevingsvergunning in 2023 is ingediend. De aanslag leges zou hoger zijn als gerekend zou worden met de tarieven van 2023, aldus de heffingsambtenaar.
6.3.
Zoals eerder overwogen is de Legesverordening van 2023 van toepassing omdat de aanvraag om een omgevingsvergunning in 2023 is ingediend. Uit artikel 11 van de Legesverordening 2023 in combinatie met artikel 12 leden 1 en 2 van de Legesverordening 2023 volgt dat de Legesverordening gemeente Moerdijk 2022 (de Legesverordening 2022) is ingetrokken met ingang van 1 januari 2023. De heffingsambtenaar heeft de vaststelling en de bepaling van de hoogte van de leges dus gebaseerd op een Legesverordening die is ingetrokken. Reeds hierom is het beroep van belanghebbende gegrond en komt de uitspraak op bezwaar voor vernietiging in aanmerking.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vaststelling (van de hoogte) van de aanslag leges aan de hand van de Legesverordening
2022echter niet in het nadeel van belanghebbende. Als er een nieuwe uitspraak op bezwaar wordt genomen op de juiste grondslag, namelijk de Legesverordening over het jaar 2023, zou belanghebbende hierdoor in een verslechterde positie komen te verkeren. Belanghebbende zou immers meer moeten betalen, omdat het bedrag aan leges naar boven zou worden bijgesteld. Dit betekent dat de rechtbank, na vernietiging van de uitspraak op bezwaar, de door belanghebbende verschuldigde leges zal vaststellen op het bedrag dat door de heffingsambtenaar is vastgesteld aan de hand van de Legesverordening 2022. Niet in geschil is immers dat dit bedrag aan leges lager is dan het bedrag dat aan de hand van de juiste verordening zou worden vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond, omdat de grondslag van de uitspraak op bezwaar onjuist was. De uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd. De rechtbank zal de aanslag leges handhaven. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- handhaaft de aanslag leges;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 371 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. de Vos, griffier, op 3 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Aan deze uitspraak hoeft pas uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [1]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.